Advocaat Lalji: ‘Staat moet zorgvuldiger omgaan met belangen verdachten’

In de moordzaak van Glenn Blackson op 28 februari 2005 aan de Cultuurtuinlaan waren twee mannen tot 15 jaar veroordeeld door de kantonrechter. Advocaat Irene Lalji tekende gelijk op de dag van het vonnis, op 6 maart 2006, hoger beroep aan. Volgens de raadsvrouw is de zaak in hoger beroep  in 2011 in behandeling genomen. Afgelopen dinsdag heeft het Hof van Justitie beide verdachten vrijgesproken. De advocaat zegt aan Dagblad Suriname dat de verdachten een zaak voor schadevergoeding aanhangig zullen maken voor al die vijf jaren die zij onterecht in het gevang hebben gezeten. Ze hebben vijf jaren gezeten, omdat de raadsvrouw de verdachten in de raadkamer op grond van het verzoek van artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering voorlopig vrij had kunnen krijgen in afwachting op de behandeling van deze zaak.
De raadsvrouw wilde het bedrag van de schadeclaim nog niet prijsgeven. Zij is de mening toegedaan dat de verdachten zowel materiele en immateriële schade hebben opgelopen. Volgens de raadsvrouw hebben de mannen een trauma opgelopen; het was een angstvolle periode voor hen. Ook zegt de advocaat dat de verdachten elke dag in wanhoop zaten te wachten wanneer er een einde zou komen aan dit alles. Volgens de advocaat waren de verdachten op grond van slechts een getuigenverklaring veroordeeld. En volgens de wet mag er geen veroordeling komen op basis van een getuigenverklaring alleen. Vanaf het begin hebben de verdachten het feit ontkend. De advocaat is de mening toegedaan dat de Staat zorgvuldiger moet omgaan met de belangen van verdachten.
Saskia Bandhan

error: Kopiëren mag niet!