Het kennisdomein van organisaties

Wie geen kennis van zaken met betrekking tot een gecompliceerd vraagstuk heeft, kan ook niet bijdragen aan de probleemoplossing. Achtergrondskennis, ervaringskennis, parate kennis, applicatiekennis, rationele en complementaire kennis, maar ook intuïtieve en symbolische kennis. Kennis, en nogmaals kennis. Maar wat moet nu verstaan worden onder het begrip ‘kennis’? Bestaat daarvoor een algemeen geldende definitie? Ook weer niet. Evenveel auteurs over dit onderwerp, evenveel formuleringen over het kennisbegrip. Bedrijfs- en publieke managers wordt vaker aangeraden minder te letten op wat zij in organisatieverband bezitten en meer te letten op beschikbare denkkracht: het intellectuele vermogen van de organisatie. De beroemde managentwetenschapper Peter Drucker haalt aan dat kennis het enige middel is dat in de concurrentiestrijd kan worden ingezet. Diploma’s, afgeronde hbo- en universitaire opleidingen worden als eis gesteld voor de vervulling van tal van functies in werkorganisaties. De onjuiste veronderstelling is dikwijls dat reeds het bezit van het begeerde document het goed functioneren waarborgt. Diploma’s en de academische graad ontlenen hun betekenis voor de werkpraktijk van betrokkenen hieraan dat deze personen eerder in staat geacht worden de werkproblematiek met meer diepgang te vatten dan degenen die een lager opleidingsniveau hebben. Een veronderstelling. Niet meer dan dat. Als de huidige onderwijsminister stelt dat onderwijs van essentiële betekenis is voor de ontwikkeling van onze maatschappij moet niet eraan voorbij gegaan worden dat ook ervaringskennis en vorming in de praktijk van afgestudeerden onontbeerlijk zijn voor de waardetoevoeging door betrokkenen. Het is de vergissing die steeds weer begaan wordt de praktijk als beste leermeester buiten de aandacht te laten wanneer gesproken wordt over de ontwikkeling van organisaties en personeel, maar ook van onze maatschappij. Veel kennis, opgedaan tijdens de opleiding, wordt voor de uitoefening van taken vaak zelden of nooit gebruikt. In de praktijk komt het ook veel voor dat opleidingsvereisten worden gesteld zonder dat die tegen de achtergrond van de aard van de uit te voeren taken verklaarbaar zijn. Gaat het om kennis van eenvoudige aard? Of betreft het gespecialiseerde vakkennis op uitvoerend niveau? Gaat het misschien om vraagstukken die voor de interpretatie daarvan grondige theoretische kennis vergen? Of gaat het soms om werkproblematiek die naast grondige theoretische kennis ook gerijpte deskundigheid vergt? In organisaties moeten problemen vroegtijdig worden onderkend en door vlotte besluitvorming worden opgelost. Hoe groter de gevolgen van problemen hoe meer kennis van zaken de probleemanalist zal moeten hebben. In werkorganisaties wordt kennis niet slechts vastgelegd in documenten en in informatiesystemen maar ook in de routines, werkwijzen, gewoontes en regels. In onze werksituatie hebben wij veel meer met kennis te doen dan vaak gedacht wordt. De geestelijke rijkdom van onze organisatie alwaar wij werkzaam zijn, ligt tussen de oren van de werknemers bij elkaar. Wanneer gesproken wordt over kenniswerkers wordt allicht gedacht dat het personen betreft die door goede scholing met veel kennis op zak de organisatie dagelijks binnenkomen. Dit zou niet juist zijn. De kenniswerker is iemand die in staat is informatie naar behoren te interpreteren (betekenis te geven daaraan) en het resultaat daarvan kan worden gebruikt om waardevolle oplossingen voor probleemsituaties los te weken of om goed onderbouwde aanbevelingen te doen. Diplomabezit of de titel zijn hier niet interessant. Het gaat om het werkelijke functioneren van de kenniswerker die relevante informatie gebruikt als grondslag voor het op niveau kunnen ondersteunen van het besluitvormingsproces op verschillende organisatieniveaus. De kenniswerker heeft behoefte aan veel informatie die tot kennis en inzicht leiden. De kenniswerker is in staat de voortgang van de essentiele (primaire) werkprocessen goed te laten verlopen. Door steeds meer kennis te genereren uit beschikbare informatie wordt waarde toegevoegd aan het verloop van werkprocessen. Niet voor niets wordt in de praktijk de kenniswerker in de organisatie aangemerkt als de informatieconsument. Niemand is onmisbaar, luidt een aloude gezegde. Dat klopt. Maar opgelet! Want de kenniswerker die zijn of haar kennis en inzichten in het reilen en zeilen van de organisatie zelf met veel toewijding en investering heeft opgebouwd is en blijft voor de manager aan de top van gote betekenis. Jawel, soms zijn personen onmisbaar voor de organisatie of voor de nationale beleidsontwikkeling. Pijnlijk genoeg zien wij in veel van onze werkorganisaties, maar ook in bedrijfs- en overheidsbeleid, dat deze belangrijke steunpunten voor de bedrijfsmanager of voor de bewindspersoon niet die waardering krijgen die hen toekomt. De paarden die de haver verdienen krijgen het niet, terwijl niet zelden juist de lanterfanters in de organisatie de krenten in de pap krijgen. Kennis uit de collegezalen is heel wat anders dan wat de kenniswerker in de werkpraktijk iedere dag weer meeneemt in zijn of haar bagage om de organisatie of het overheidsbeleid ten volle te kunnen ondersteunen. Fundamentele veranderingen vragen om ingrijpend andere manieren van denken en doen. Maar wat begin je wanneer het denken in de organisatie of in het overheidsbeleid als gevolg van roestvorming klem is komen te zitten? Roestvorming als gevolg van ingesleten tradities en verouderde opvattingen over besturen en beheren van organisaties of van ons land. Want dan speelt kennis geen rol van betekenis meer. Dan gaat het om ingeving, om improvisatie, soms om het aan- of voortmodderen. Kennis betreft verkregen bekendheid of vertrouwdheid met een vak, een vakgebied, een deel van de wetenschap of wetenschappen. Wie op de juiste wijze met deze kennis weet om te gaan in praktijksituaties is de bekwame persoon tegen wie altijd zal worden opgezien.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist

error: Kopiëren mag niet!