Onderwijs- & Jeugdbeleid

VT  RAVENBERG  foto , Ons Onderwijs & Jeugdbeleid 1Op de beleidsgebieden onderwijs & jeugdzaken zijn er nieuwe ministers aangetreden. Beide ministers hebben direct te maken gehad met minder prettige zaken. Op Jeugdzaken is er meerdere keren op diverse afdelingen ingebroken. Hopelijk zal het de politie lukken om klaarheid te brengen in al deze zaken. Terecht stellen velen de vraag: waarom is er zoveel geld achtergelaten in de kluis? Ik stel persoonlijk verder de volgende vragen: Is het toeval dat bij de ministerwisseling er is ingebroken? Wie zijn degenen die wisten over het geld in de kluis? Ik denk niet dat de inbrekers per toeval een snijbrander hebben meegenomen om de brandkast open te snijden! Daarom vermoed ik ook dat het een ‘inside job’ is! Time wil tel! Daarnaast krijgt deze minister ook de verantwoordelijkheid over ons Cultuurbeleid. Vanwege het feit dat, naar mijn mening dit ministerie zich nog niet heeft bewezen, is het geen verstandig besluit om het directoraat Cultuur over te brengen naar dit ministerie. Ik zie trouwens de verbinding niet (althans nog niet) tussen het directoraat Cultuur en dit ministerie.
Helaas heeft de Onderwijsminister enkele uitspraken gedaan, die door diverse personen & instanties zijn veroordeeld. Elke pas aangetreden leidinggevende moet letten op zijn/haar uitspraken, zodat men het werk niet aanvangt in een conflict- en/of spanningssituatie. Populistische uitspraken hebben het gewicht om te leiden tot ‘carrière dood’, dus deskundigen moeten ze niet onderschatten! Eén van de uitspraken die mijn wenkbrauwen deden fronzen was ‘onder mijn bewind zal er niet worden gestaakt’. Als ouder klinkt dat voor mij als muziek in de oren , omdat er geen onderwijsonderbrekingen meer zullen zijn. Maar waren de afgelopen onderwijsstakingen niet ook de schuld van de voormalige onderwijsminister(s)? De meest bekende rivaliserende onderwijsvakbondsleider heeft al een duidelijk signaal gestuurd naar de Onderwijsminister van: ‘de minister kan haar borst nat maken, wij komen eraan’ en ‘de minister is een amateurtje’. Deze uitspraken van deze vakbondsleider hebben zeker gezorgd voor bezorgdheid, omdat iedereen weet wat ons te wachten staat als hij zijn zin niet krijgt.
Een ander voor mij vreemde uitspraak van de Onderwijsminister is dat haar meeste aandacht uitgaat naar het basisonderwijs. Vanwege haar specialisme (kinderpsycholoog) kunnen wij haar niet kwalijk nemen. Psychologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het innerlijk leven en gedrag van mensen. Kinderpsychologie is hier een onderdeel van, waarbij het kind of de jongere centraal staat. Het belangrijkste doel van de kinderpsychologie is het verlenen van hulp aan kinderen met problemen en hun ouders. Het is duidelijk dat de Onderwijsminister duidelijk nog denkt in termen van een ‘vakvrouw’. De beste technicus is automatisch nog niet de beste leidinggevende. Ze begrijpt duidelijk nog niet dat zij een 180° omdraai moet maken van ‘vakvrouw’ naar onderwijsleidinggevende. Als minister moet je een ‘helicopteroverview’ hebben van zaken, omdat meerdere vakgebieden buiten jouw specialisatie ook aandacht verdienen.
De Onderwijsminister heeft op 16 april jl. bepaalde zaken verduidelijkt op de SRS, wat goed is te noemen. De strategische fout die de minister daarbij wel heeft gemaakt is om te kiezen voor een ‘regeringsgezinde praatprogramma’, dat zeker niet door een ieder wordt beluisterd. De Onderwijsminister had het liefst moeten kiezen voor een persconferentie met de totale media, waarbij de media de gelegenheid had om kritische vragen aan haar te stellen over haar voorgenomen beleid. Het kiezen om in een ‘regeringsgezinde programma’ te gaan zal zeker bepaalde vraagtekens oproepen. Hoe goed de Onderwijs minister het ook bedoelde en hoe eerlijk zij ook overkwam, bepaalde personen zullen haar optreden in dat programma zien als partijgebonden en bagatelliseren van de werkelijkheid. Wanneer wij het hebben over onderwijs, dan is het een zaak van de hele natie, of je nou oppositie of coalitie ‘minded’ ben. Onderwijs en Volksgezondheid zijn onder andere geen beleidsgebieden die partijgebonden moeten zijn. Het is goed te noemen dat de huidige President in zijn vorige regeerperiode de eerste stap had gemaakt om deze departementen te ‘depolitiseren’. Ik sta nog steeds volledig achter deze stap/visie van onze President. Met deze stap in gedachten had de Onderwijsminister moeten kiezen voor een ander programma/werkwijze om haar visie duidelijk kenbaar te maken. Dagblad Suriname heeft wel de dag daarop een heel mooi redactioneel artikel van gemaakt, waardoor velen van ons de informatie alsnog hebben kunnen doornemen.
Voor een algemene kennismaking met de bonden is het zeker gewenst dat alle bonden gezamenlijk worden opgeroepen, maar specifieke problemen zullen zeker met de bonden apart moeten worden gesproken. Ook het feit dat binnen de vakbeweging er veel verdeeldheid is vanwege de politieke beïnvloeding binnen de bonden, is het onmogelijk om steeds met alle bonden samen te praten. Het is in de afgelopen periode duidelijk tot uiting gekomen dat o.a. Fols enerzijds en BVL & ALS anderzijds niet op één lijn staan als het gaat om bepaalde zaken de onderwijsgevende rakende. Dus het kan onbegonnen werk voor de minister zijn om met deze twee bonden aan dezelfde tafel te zitten onderhandelen. De kans is groot dat het i.p.v. twee partijen drie partijen aan één tafel wordt.
Als persoon uit het bedrijfsleven ben ik het eens met de Onderwijsminister dat leerkrachten ook moeten worden afgerekend/beloond op basis van hun prestaties. Het probleem is echter dat wij mensen binnen onze ambtenarij bijna nooit hebben beloond op basis van hun output, maar input (o.a. werktijden en dienstjaren). Het is toch oneerlijk om een leerkracht die zijn hele klas ziet overgaan dezelfde beloning te geven als een andere leerkracht die meer dan de helft van zijn klas ziet blijven zitten? Een instituut waar docenten en studenten letterlijk met de pet ernaar gooien is het Amto. Amto-studenten moeten soms letterlijk lopen bedelen om o.a. aan hun cijfers en informaties over hun ingeleverde afstudeerprojecten te komen. Daarnaast verzorgen docenten lessen aan bijna lege klassen, omdat het verzuim onacceptabel drastisch hoog is (vooral in het laatste kwartaal). Tijdens de repetities- en examenrondes is het dan weer ‘super spieken’ geblazen. Er moet wel drastisch op dit instituut worden ingegrepen, vandaar dat de vorige Onderwijsminister dit instituut liever graag zou sluiten. Daarom heb ik het ook maar één jaar volgehouden als parttime docent in het schooljaar 2007-2008. Het zal veel politieke wilskracht eisen om het uit de tijd geraakte politieke ouderwetse verziekte beloningssysteem binnen de ambtenarij af te stemmen op basis van de output in plaats van de input. Dit is ook één van de redenen van de alsmaar frustrerende bureaucratie binnen de ambtenarij. De ambtenarij moet in dienst staan van de gemeenschap, maar op bepaalde kantoren / afdelingen stellen de ambtenaren de ‘zenuwkwaliteiten’ van de gemeenschap letterlijk op de proef. We weten dat bepaalde mensen hun aanwezigheid gelijk is (in sommige gevallen zelfs erger) dan hun afwezigheid. Daarnaast zijn bepaalde personen die eigenlijk op bepaalde posten niet thuis horen ‘untouchable’ vanwege de ‘politieke backing’. We weten nog dat onze president de totale Raad van Commissarissen (RvC) van een parastataal bedrijf naar huis heeft gestuurd, omdat deze RvC de Algemeen Directeur van dat bedrijf had ontslagen. De algemeen directeur is door de President teruggeplaatst op zijn post en er is ook een nieuwe RvC benoemd. Zo een actie van onze President kan leiden tot twee zeer gevoelige nadelige zaken voor het voortbestaan van het bedrijf, namelijk:
• De huidige RvC zal huiverig zijn om deze Algemeen Directeur hard aan te pakken (schorsing/ontslaan) als hij een scheve schaats heeft gereden. Men zal eerst toestemming moeten vragen/krijgen van de President, wat eigenlijk strategisch gezien onverantwoord is.
• Deze Algemeen Directeur zal zich verheven voelen boven partijen, waardoor de kans bestaat dat hij de huidige RvC kan gaan miskennen en ondermijnen. Het voortbestaan van zo een belangrijk bedrijf voor de samenleving kan dan ernstig in gevaar komen.
Nu hebben wij via de media vernomen dat deze zelfde Algemeen Directeur nu op de schopstoel zit. Waarschijnlijk heeft hij een misberekening gemaakt over zijn machtspositie en hopelijk dat onze President lering zal trekken uit deze gebeurtenis, waardoor hij in de toekomst geen enkele RvC meer zal ‘terugfluiten’. Hier is duidelijk een voorbeeld dat politieke backing geven aan bepaalde personen nadelig kan zijn in de toekomst. Meestal brengt de persoon haar/zijn politieke bonzen in verlegenheid, omdat de kans groot is dat hij/zij naast zijn/haar schoenen gaat lopen. Onze Onderwijsminister moet waken voor zulke personen op haar ministerie, omdat zij haar beleid ernstig kunnen frustreren. Tactisch optreden is dan gewenst om de situatie te normaliseren, waardoor zij de ruimte krijgt om haar voorgenomen beleid uit te voeren.
Een minister kan pas haar prioriteitsgebied(en) bepalen, nadat zij een analyse heeft gemaakt van al haar aandachtsgebieden. Enkele vragen die hierbij gesteld kunnen worden zijn:
• Waar willen wij met ons onderwijs naar toe?
• Waarom zijn er zoveel drop-outs?
• Is ons lager onderwijs (instroom) afgestemd op ons vervolgonderwijs (uitstroom)?
• Zijn de diverse onderwijscurricula op elkaar afgestemd?
• Voldoen de diverse onderwijscurricula wel aan de hedendaagse maatschappelijk vereisten?
• Waarom kiezen zoveel kinderen eerder voor een andere hbo-instelling (zowel lokale als buitenlandse) na de middelbare school dan voor onze Adek-universiteit?
Het wordt toch tijd voor een onderzoek binnen ons onderwijs, zodat de zwakke punten kunnen worden blootgelegd. Leerlingen & studenten moeten betrokken worden in het onderzoek, want het zijn deze mensen die weten waar de schoen wringt. Daarnaast moet men voorkomen dat men alleen de randdistricten betrekt in het onderzoek. De verre districten zijn het meest belangrijk. Daar treffen de erbarmelijke omstandigheden zowel de leerkrachten als de leerlingen. Ik heb in de periode 1986 – 1989 als ‘slachtoffer’ van de Binnenlandse Oorlog onder erbarmelijke omstandigheden achtereenvolgens lessen moeten volgen op de lagere scholen te Mooitakkie, Puketie en Karmel in het Tapanahoniegebied (district Sipaliwini). De school te Puketie is nu al jaren dicht en de kinderen uit die omgeving gaan per schoolboot naar Karmel. Het internaat en alle bijbehoren te Karmel zijn totaal in verval geraakt. Terugkijkend kan ik zeggen dat het onderwijs in het binnenland tijdens mijn leerlingenjaren in het Tapanahoniegebied veel beter was dan nu, omdat via de ontvangen humanitaire hulp via Frans-Guyana men volle aandacht had voor zowel de leerlingen als leerkrachten. Ik heb altijd gesteld dat ik de meerwaarde van het Bureau Onderwijs Binnenland nooit heb ingezien, waardoor dit voor mijn part kan worden opgedoekt. Stoelmanseiland voldoet zeker nog niet aan het niveau voor een voj-school, waardoor het verloren geld is. Liever had men speciaal een internaat in (nabij) Paramaribo gebouwd voor kinderen uit dat gebied voor volgonderwijs. Als zelfs de districtscommissaris van het ressort Tapanahonie nog steeds niet woont op Stoelsmanseiland, verwacht men dan dat leerkrachten op VOJ-niveau daar gaan wonen? Volgens mij is het de hoogste tijd dat de Regering overgaat tot het sluiten van het commissariaat Sipaliwini aan de Zwartenhovenbrugstraat. Hierdoor zullen alle districtscommissarissen en traditionele Gezagsdragers in hun verantwoordelijkheidsgebieden gaan vestigen. Wanneer heeft een Onderwijstop delegatie een beleidsoriënterende dienstreis ondernomen naar het verre binnenland? De meeste drop-outs binnen het lager onderwijs zijn daar te vinden, omdat het eerste leerjaar twee tot vier maal zoveel meer leerlingen telt dan het laatste leerjaar. De lagere school der EBGS te Mooitakkie is hier duidelijk een voorbeeld van. Het aanpakken van de problemen van het lager onderwijs in het binnenland zal zeker leiden tot het procentueel terugdringen van het aantal drop-outs op landelijk niveau. Hierbij moeten de ouders ook betrokken worden, omdat zij meestal vanwege hun lager ontwikkelingsniveau (meestal ook analfabeten) het belang van studie niet kunnen inzien. Ik heb dit ook aan den lijve ervaren in mijn studiejaren in het binnenland.
Het oplossen van de onderwijsproblemen moet duidelijk via een ketenbenadering plaatsvinden. De hele schakel van lager onderwijs tot en met afronden Adek-universiteit moet doorgelopen worden. De vastgestelde doelstellingen moeten afgestemd zijn op het gewenste maatschappelijk vereist afstudeerniveau, dus ‘begin with the end in mind’! Ontwikkeling van een nationale strategische ontwikkelingsvisie is hierbij zeer belangrijk. Het oplossen van elk probleem vereist leiderschapsinzicht boven managementkwaliteiten, omdat leiderschap gaat zorgen voor de nodige veranderingen. Beleidsmakers moeten het groter maken en/of creëren problemen voorkomen. Deskundigen met een valse start moeten gelijk worden vervangen of ter verantwoording worden geroepen, omdat de Regering als geheel zo sterk is als de zwakste schakel.
Aan de Onderwijsminister wil ik meegeven om geen ‘Iron Lady’ te praktiseren, want toen de echte ‘Iron Lady’ (premier Margaret Thatcher van Engeland) was overleden, heeft men dagen lang gefeest in de straten van Londen. Voorkom dat uw carrière als Onderwijsminister eindigt als die van de allerbekende ‘Rambo’. Men zal proberen om u uit te lokken, maar trap er a.u.b. niet in. Laat u omringen & adviseren door de juiste deskundigen. Communiceer open & eerlijk met het gehele onderwijsveld. Voorkom populistische uitspraken en handelen. Schroomt u niet op de juiste momenten de nodige (harde) maatregelen te treffen als het moet in het belang van land & volk. Veel succes!
Ruben Ravenberg, Ph.D, MBA
[email protected]

error: Kopiëren mag niet!