Dorpen behoeden van roofvogels

Het is opvallend nieuws wanneer na decennia blijkt dat een gronduitgifte in de jaren ’80 nu neerkomt op uitgifte van een deel van een dorp aan een rechtspersoon, waarachter uiteraard private personen zitten. Zolang de rechthebbende eigenaar van een deel van het dorp zich koest hield, was er niets aan de hand, tot enige dagen geleden hij zich meldde in het dorp om zijn aandeel op te eisen. Uit de berichtgeving blijkt dat de uitgifte dateert van de eerste NF-regering vlak na het einde van het 7-jarige militaire regiem in ons land. Over het algemeen is het al een gewaagde zaak om kleine delen van of gebieden rondom bestaande dorpen uit te geven, maar behoorde de minister van NH toen vanwege de wetgeving niet te weten dat rekening moest worden gehouden met de rechten van de dorpen in het binnenland? Deze vraag is heel moeilijk ontkennend te beantwoorden vanwege de Landhervormingsdecreten, die in 1981/1982 werden geïntroduceerd in Suriname waarmee ook het nieuwe grondtitel van grondhuur werd geïntroduceerd voor domeingrond, als vervanger uiteindelijk van erfpacht. Daarin is heel uitdrukkelijk opgenomen dat bij het beschikken over domeingrond door de regering rekening moet worden gehouden met de rechten van de Indianen en ‘Boslandcreolen’. Er bestond een lange praktijk van het rekening houden met deze rechten wanneer de regering c.q. het ministerie van NH beschikte over gronden in het binnenland. De minister behoorde het dorp Wanhati voor het geval het een nabij gelegen gemeenschap was te informeren over de uitgifte. De betreffende minister die toevallig als NH-minister mede verantwoordelijk was voor de uitgifte van dit deel van het dorp werd gedurende zijn ambtsperiode zwaar onder vuur genomen door DNA-leden. Hij werd daarbij openlijk bestempeld als een corrupte minister, terwijl hij weinig als verweer kon inbrengen. In een advertentie is nu de rechtmatige houder van het recht van grondhuur geadverteerd om het stuk perceel van de hand te doen. In de advertentie lezen wij dat het gaat om een terrein van 3.500 ha (35.000.000 m²). In de advertentie wordt Euro 0.06 gevraagd per vierkante meter. Een eenvoudige berekening leert dat de uitgifte uit 1987 de eigenaar of diens opvolger nu Euro 2.1 miljoen (SRD 9.2 miljoen) zal opbrengen. Al die tijd is door de rechthebbenden of diens opvolgers niets gedaan in het dorp te Wanhati. De situatie die zich laat voorstellen, is dat iemand gratis een deel van een dorp krijgt en dat hij of zijn rechthebbenden nu de tijd rijp achten om de gratis cheque te verzilveren. Uit de advertentie lezen we ook dat de grond uitgegeven is voor landbouwdoeleinden en dus al die tijd niet voor die doeleinden, noch voor noodzakelijke bewoning is gebruikt. De koper wordt aangetrokken met de aanduiding van ‘bio-industrie’, waarmee aangegeven wordt dat er onuitgebuite economische potenties voorkomen in het gebied die enigszins vallen binnen de bestemming van de uitgifte in 1987. Het terrein is nu, zonder inbreng van de rechthebbende kennelijk, waardevoller omdat het gemakkelijk bereikbaar is ‘langs de rijweg naar Wanhatti’. In de advertentie wordt ook vermeld dat het terrein op naam staat van een naamloze vennootschap. De koper van het terrein kan de dekmantel (de nv) gratis overnemen. De rechthebbende zijn naam is buiten beeld gebleven en dat kan zo voortgezet worden. Het vermoeden bestaat dat een deel van Wanhati ooit is uitgegeven aan een partijgenoot van de minister, maar wij kunnen ons daarbij ook vergissen. Nu is komisch dat de fractieleider van de Abop nu pas te weten komt dat in zijn gebied heeft plaatsgevonden. In heel duidelijke woorden heeft de parlementariër aangegeven dat hij de rechten die krachtens de Surinaamse wetgeving aan (rechts)personen zijn verleend niet respecteert. Hij uit zich dreigend naar degene die zou trachten zijn rechten die door de NH-minister aan hem zijn gegeven, geldend te maken. We denken dan gelijk aan december 2007 en enkele andere taferelen rond de SVB. De zaak is zonder meer dubieus, maar we hadden liever dat een parlementariër de zaak anders aanpakt. De vraag rijst trouwens waar Wanhati begint en waar Wanhati eindigt. Puur juridisch zou Wanhati tot het zogenaamde vrije domein behoren, omdat terreinen daar niet zijn uitgemeten en uitgegeven krachtens de Surinaamse wetgeving, waaronder de L-decreten. Hetzelfde geldt voor andere dorpen. Wel duiden de decreten erop dat men bij het uitgeven van vrij domein in het binnenland rekening moet houden met de binnenlandse gemeenschappen. Het vrije domein van de dorpen is daarom niet zo vrij. Het toekennen van landrechten zou dit stuk vrije domein opeens niet meer vrij maken, maar ook niet meer vatbaar voor uitgifte in grondhuur voor de dorpelingen. Technisch komt de uitgifte van een deel van Wanhati aan een nv, dus neer op uitgifte van vrij domein, waarbij men eventueel ongevoelig is geweest voor het bestaan en de grenzen van Wanhati. Overigens is heel essentieel het punt of het dorp door uit te groeien nu gekomen is op het uitgegeven terrein of het terrein van meet af aan delen van het dorp omvatte. Uit de uitspraken gedaan in DNA blijkt dat het deel van Wanhati, dat in de uitgifte is inbegrepen, groter is geworden door de groei van het dorp. Als het uitgegeven terrein buiten het dorp lag en het dorp door groei op het terrein valt, wie valt dan een verwijt te maken? Het is gebruik dat bij het in acht nemen van dorpen een bepaalde straal ook wordt meegenomen voor het geval de dorpelingen voor hun bestaan het gebied nodig zouden kunnen hebben. Emotionele uitspattingen zijn in deze zaak niet raadzaam. De regering moet de zaak grondiger onderzoeken en een besluit ter zake nemen in het algemeen belang.

error: Kopiëren mag niet!