Mensenrechten moeten op gang komen

Zaterdag 10 december was het precies 68 jaar dat de baanbrekende Internationale Verklaring van de Rechten van de Mens door de pas opgezette Verenigde Naties, de V.N., werd aangenomen. Deze organisatie was opgericht in navolging van de Volkenbond die was opgehouden te bestaan. Deze datum werd gekozen door de Verenigde Naties ter viering van het feit dat op 10 december 1948 de Universele verklaring van de rechten van de mens werd aangenomen door de Algemene vergadering. De viering werd ingesteld in 1950; alle landen die lid waren van de VN waren door de vergadering uitgenodigd om deze gebeurtenis te vieren. De Tweede Wereldoorlog was een ontwaking van de internationale politiek op het gebied van de mensenrechten. Alhoewel de verklaring internationaalrechtelijk niet kon worden geratificeerd, hebben nagenoeg alle landen van de wereld zich vroeg of laat daaraan gecommitteerd. Uit deze verklaring, die voor de VN als een Bijbel begint te gelden, vloeiden ettelijke verdragen en protocollen voort, steeds specifieker en gericht op een bepaalde ‘sector’. Toen de Verenigde Naties, opgericht eind 1945 in San Francisco, een Commissie voor de Mensenrechten hadden geïnstalleerd, begon die aan de taak die haar als de belangrijkste was opgedragen: de opstelling van een mensenrechtenverklaring met een universele strekking. Er vormde zich een kerngroep onder leiding van de Amerikaanse presidentsweduwe Eleanor Roosevelt. Een van haar verdiensten was het prestige dat ze genoot bij de Russen. De aanvankelijk kleine redactiegroep werd eind 1947 uitgebreid, met leden uit meer dan een dozijn landen waaronder naast westerse landen ook de Sovjet-Unie, Chili, Mexico en de Republiek China. Even voor middernacht op 10 december kon in Parijs de Algemene Vergadering van de VN de verklaring aannemen. De stemverhouding was 48 voor, 0 tegen en 8 onthoudingen (Zuid-Afrika, Saudi-Arabië en zes landen in de invloedssfeer van de Sovjet-Unie). De Universele Verklaring kwam in het Guinness Book of Records als ‘s werelds meest vertaalde document. De tekst was in 2015 in meer dan 460 talen beschikbaar. In Suriname is de erkenning van de mensenrechten, zoals de VN dat gebruikt en interpreteert, allang erkend. In onze grondwet van 1987 staat in de preambule dat de Surinaamse natie overtuigd is van de plicht om de principes van vrijheid, gelijkheid en democratie alsmede de fundamentele rechten en vrijheden van de mens te eerbiedigen en te waarborgen.
Al in de allereerste grondwetsbepaling staat vermeld dat de Republiek Suriname een democratische Staat is gebaseerd op de soevereiniteit van het volk en op eerbiediging en waarborging van fundamentele rechten en vrijheden. Deze rechten en vrijheden worden in de beginhoofdstukken uit de grondwet uitgewerkt. De lijn die de Surinaamse regering aanhoudt met betrekking tot de beleving en de werking van de mensenrechten, staat in Suriname onder druk. Grove mensenrechtenschendingen komen niet meer voor in Suriname, maar er is een heersende coulante houding met betrekking tot mensenrechtenschendingen die in het verleden zich hebben voorgedaan, met een bepaalde, herkenbare patroon. De straffeloosheid en de intimidatie die zijn weerslag heeft op de meest essentiële vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, brengen Suriname thans in verlegenheid. De regering heeft een door haar gesanctioneerde informatiestroom die appelleert aan gettostandaarden, waar een cultuur van geweld en angst doorslaggevend en geaccepteerd is. De rechten van gedetineerden zijn slecht geregeld in Suriname, folteringen in de gevangenis en detentiefaciliteiten (van verdachten) komen voor in Suriname en men accepteert dit onterecht als formeel deel van het strafsysteem. De bescherming van kinderen en met name in de uiterste gevallen hun zorg en opvang laten veel te wensen over, terwijl dit alles niet veel geld zou kosten vanwege de kleinschalige economie. Er zijn heel weinig actieve organisaties van bijvoorbeeld juristen die letten op de rechten van kinderen die gegroepeerd wonen buiten gezinsverband. De kinderen van de inheemse en tribale volken en op het platteland worden gediscrimineerd door opeenvolgende regeringen van verschillende signatuur. Kinderarbeid wordt gebagatelliseerd en kinderen uit verschillende milieus worden verschillend behandeld. Kinderen zouden in Suriname ook slachtoffer zijn van prostitutie en vergiftiging. Er is een voortschrijdende vergiftiging van de inheemse volken in Suriname, en dit laatste notabene onder het toeziende oog van de regering. Er is in deze kleine samenleving veel geweld tegen vrouwen, omdat de regering geen grass roots partners zoekt en door haar taalgebruik, onbereikbaar is. Er zijn geen rapportages van geweld of discriminatie tegen leden van de LGBT-gemeenschap. Er zijn wel groepen die de levensstijl van de LGBT afkeuren o.a. vanuit religieuze opvattingen, maar deze groepen propageren geen sociaal-maatschappelijke discriminatie of haat en geweld tegen deze mensen. De vrije expressierechten staan in Suriname thans onder druk door een intimiderende gedragspatroon gesponsord vanuit de overheid. Onder deze omstandigheden, kan noch de burgerij een bijdrage leveren aan een verbetering van de mensenrechten, noch kunnen de media helpen behoeden dat de beleving van de mensenrechten verslechteren. Door de regering is een mensenrechteninstituut beloofd. Dit moet onafhankelijk zijn en niet gebruikt worden om mensenrechtenschendingen te diskwalificeren of goed te praten. Door de regering is de Wet Openbaarheid van Bestuur beloofd. Dat is een wet waar burgers en met name de media in beginsel alle overheidsdossiers kunnen opvragen en inkijken, met uitzondering van die betreffende de staatsveiligheid.

error: Kopiëren mag niet!