Wanneer politici kennis hebben van corruptie in hun omgeving, maar ervoor kiezen om te zwijgen, rijst een fundamentele vraag: zijn ze dan nog wel te vertrouwen met het belastinggeld van de burger?
Volgens politicoloog dr. Ingrid Ramlal ondermijnt deze stilte het fundament van democratisch bestuur. “Een politicus die weet heeft van malversaties maar niet ingrijpt, is medeplichtig aan het in stand houden van een cultuur van straffeloosheid”, stelt Ramlal. “Het publieke vertrouwen wordt ernstig geschaad als burgers het gevoel hebben dat machthebbers elkaar de hand boven het hoofd houden.”
In veel gevallen zien we dat politici zich beroepen op loyaliteit binnen hun partij of persoonlijke banden. Maar deze loyaliteit staat vaak haaks op de belofte van integriteit aan de kiezer. “Het is alsof men denkt dat zolang er geen bewijs op tafel ligt of de pers het niet oppikt, men ermee wegkomt”, zegt Ramlal.
Die houding is bijzonder gevaarlijk. Niet alleen worden corrupte netwerken hierdoor versterkt, maar het roept ook de vraag op of deze politici wel zorgvuldig omgaan met publieke middelen. Als ze corruptie tolereren in hun directe omgeving, waarom zouden ze dan zelf niet over de schreef gaan?
De belastingbetalende burger draagt dagelijks bij aan het functioneren van de staat en verwacht terecht dat elke cent eerlijk wordt beheerd. Transparantie en verantwoording zijn geen idealen, maar basisvereisten.
“Zolang politici het eigen belang of partijbelang boven het algemeen belang plaatsen, en corrupt gedrag laten passeren, blijft de geloofwaardigheid van het hele systeem wankel”, aldus Ramlal. “En zolang er geen stevige consequenties zijn voor stilzwijgen, zullen sommigen blijven geloven dat ze ermee wegkomen.”
De vraag blijft dus: wie bewaakt de bewakers, als zij zwijgen?