Paus Franciscus was de eerste Latijns-Amerikaanse paus en de eerste van de orde der jezuïeten, die onder andere bekend stond om zijn werk aan de frontlinie met de meest gemarginaliseerde groepen in de samenleving.
Hoewel sommigen vinden dat Franciscus tijdens zijn twaalf jaar als paus meer voor hun volk had kunnen betekenen, prijzen inheemse katholieken hem alom omdat hij hun belangen behartigde, vergeving vroeg voor de historische misstanden van de kerk en hen in staat stelde aspecten van hun inheemse culturen te integreren in hun geloof.
Een van de plaatsen waar zijn dood bijzonder hard aankwam, is de laagvlakte van het Boliviaanse Amazonegebied, waar eeuwen geleden jezuïetenmissies plaatsvonden.
Fabricano, een 73-jarige leider van het inheemse Mojeño-volk, herinnert zich dat hij huilde tijdens Franciscus’ bezoek aan Bolivia in 2015, toen de paus vergeving vroeg voor de misdaden die de kerk tegen de inheemse bevolking had begaan tijdens de koloniale verovering van Amerika.
Die Zuid-Amerikaanse tournee vond plaats kort na de publicatie van een van Paus Franciscus’ belangrijkste encyclieken, waarin hij opriep tot een revolutie om een ”structureel pervers” wereldwijd economisch systeem te herstellen dat de rijken in staat stelt de armen uit te buiten en de aarde verandert in een “enorme berg vuil”.
Hij moedigde de kerk ook aan om bewegingen te steunen die het territorium van gemarginaliseerde mensen verdedigen en hun initiatieven financieren.