Naar aanleiding van uitlatingen gedaan door de voorzitter van de ABOP bij de viering van Javaans Nieuwjaar met betrekking tot de terugkeer van de democratie in 1987, hebben Surinamers zich genoodzaakt gevoeld om mogelijke geschiedvervalsing te voorkomen. Er zijn gelukkig nog genoeg Surinamers in leven die de feitelijke waarheid wel kennen over de terugkeer van de democratie en wie allemaal daar vanaf het begin een rol hebben gespeeld.
De bewering is vaker door Brunswijk en Somohardjo gedaan, dat zij de democratie in Suriname hebben doen wederkeren. Dat zou volgens kenners van de politieke geschiedenis van de jaren ’80 een grove vorm van geschiedvervalsing zijn. De wijze waarop de democratie in Suriname terugkeerde, is in enkele boeken over de moderne politieke geschiedenis van Suriname beschreven. Maar, we weten allemaal dat de man van de straat in Suriname niet leest, daar heeft men in feite een grote hekel aan. Geef ze een A4 om te lezen en al over een uur gaat u dat velletje opgerold zien alsof men een tabak aan het oprollen was. Uiteindelijk zal men de plek waar men het blaadje heeft ontvangen verlaten, met achterlating van het papiertje, Surinamers lezen niet, ze luisteren, maar meer dan dat houden ze van hun eigen stem, en dat is ook te zien in de klassen met volwassenen in Suriname. De leraar mag publicaties op zijn naam hebben en internationale erkenning en waardering hebben, maar in de klas heeft de Surinamer de neiging om een hogere wetenschappelijke inbreng te hebben. Men praat eerder dan men luistert, en men leest niet.
Surinamers luisteren ook graag naar tori’s, swit’tori’s ook als ze van politici komen. En Surinamers houden van dansen en dansende leiders. Dan heeft hij charisma en dan is hij een goede leider. En die leiders presenteren in hun ogen altijd de waarheid. De achterban van de ABOP en de PL zullen evenmin uitblinken in het lezen. Ze zullen dan hun voorzitters napraten en leugens verder verspreiden. Deze soort van politieke volgelingen heeft de gewoonte en de bagage niet om stellingen te verifiëren.
We zullen u heden een meer dicht bij de waarheid liggende uiteenzetting geven over de terugkeer van burgerregeringen in Suriname. Voordat we dat doen, moeten we u verder terugvoeren, namelijk naar de staatsgreep in 1980 zelf. Wij menen ons te herinneren dat de militairen van meet af aan hadden verklaard, dat ze de staatsgreep niet hadden gepleegd om een blijvende en langdurige militaire dictatuur in Suriname te vestigen. De militairen hebben in het begin verklaard, dat er zo snel mogelijk weer teruggegaan zou worden naar burgerregeringen nadat men een aantal ongezonde zaken zou hebben geëlimineerd waaronder de welig tierende corruptie en de winti wai lanti pai mentaliteit.
Wij denken zelfs dat de terugkeer eerder zou hebben plaatsgevonden dan 1987 indien er geen subversieve activiteiten zouden worden gepleegd tegen de militairen. Maar de realiteit is dat over het algemeen de toepassing van geweld, een geweldscultuur schept en dan wordt het onmogelijk om te gaan in een transitie. Door subversieve activiteiten van binnen en van buiten hebben de militairen uiteindelijk na 7 jaren de macht weer kunnen overdragen. Het moet wel worden benadrukt bij vooral de jongere generaties, dat de democratie niet is gekomen na een daarop gerichte oorlog. Precies zoals we in Suriname ook geen strijd hebben gehad voor verkrijging van onafhankelijkheid. De democratie is niet teruggekeerd na een strijd, maar er was wel verzet tegen de dictatuur die met militaire regeringen komt. En dat verzet heeft levens gekost, niet alleen tijdens de decembermoorden.
Het moet duidelijk zijn dat het proces om te komen tot een burgerregering en verkiezingen, eerder was gestart dan het begin van de binnenlandse oorlog.
In 1984 is op initiatief van de militairen, een dialoog gestart met de oude politieke partijen, de vakbeweging en het bedrijfsleven om de terugkeer naar de democratie weer voor te bereiden. Volgens Maarten Schalkwijk (Democratie in Suriname: inclusief of exclusief) werd in 1986 een Constituerende Assemblee in het leven geroepen die aan een Grondwet moest werken. Door deze ‘corporatistische aanpak’ werd het maatschappelijke draagvlak iets vergroot en ging men weer in de richting van een inclusief autoritair regime, schrijft Schalkwijk. In de publicatie van Schalkwijk staat dat in twee perioden in 1984 -1986 onder regeringsleider Wim Udenhout de regering werd uitgemaakt door het Militair Gezag, de vakbeweging en het bedrijfsleven. In de 2 perioden 1986-1987 en 1987-1988 staat zelfs dat in de regering participeerden het Militair Gezag, de vakbeweging, het bedrijfsleven, de NPS, de VHP en de KTPI. Volgens Schalkwijk faciliteerden de vakbeweging en het bedrijfsleven een compromis tussen de militairen en de oude politieke leiders.
Op 23 november 1985 werd een ‘Plechtige Verklaring’ getekend, waarin de voorwaarden voor een proces naar een ‘waarachtige democratie’ werd aangegeven. De oude politieke leiders (Arron, Lachmon en Soemita) namen zitting in het Topberaad dat de facto leiding gaf aan het land. In de laatste twee kabinetten tijdens de militaire periode (1986-1988) namen ook ministers van de oude etnische politieke partijen (NPS, VHP en KTPI) zitting, samen met die van de vakbeweging, het bedrijfsleven en de militairen. De militairen stelden de het houden van verkiezingen afhankelijk van de goedkeuring van de Grondwet. Bij een referendum (oktober 1986) werd de Grondwet door het volk aangenomen (97 procent stemde voor en 3 procent tegen). De leiders van de oude partijen hadden zich ingezet voor dit resultaat. Uit de publicatie van Schalkwijk blijkt niet dat de herdemocratisering hoofdzakelijk te maken had met de binnenlandse oorlog. Immers, de binnenlandse oorlog duurde van 1986 tot 1982, dus het duurde nog 4-5 jaar in de democratische periode. Op Wikipedia lezen we zelfs dat de oorlog ‘draaide om de macht over Oost-Suriname en de controle over de handel in cocaïne’.
Suriname is waarschijnlijk een uniek land wat betreft de wijze waarop de militaire machthebbers zelf aan de terugkeer van de burgerregeringen hebben meegewerkt. De binnenlandse oorlog had in dat opzicht maar 1 effect: dat het de terugkeer van de democratie alleen maar langer heeft laten duren. Was de oorlog niet gekomen, dan hadden we wellicht al in 1985/1986 al een de facto burgerregering.
Door de vuile oorlog hebben tientallen burgers van Suriname het leven gekost. De onderwijs en economische infrastructuur van Suriname zijn door deze heren zodanig vernietigd, dat het tot op de dag van vandaag niet kon worden hersteld.