Bezorgdheid over huidige kiesstelsel

De redactie van Dagblad Suriname sprak met jurist Antoon Karg, hoofdbestuurslid van de Partij voor Recht en Ontwikkeling (PRO) over de wijziging van het kiesstelsel. De redactie stelde de volgende vraag aan de heer Karg: Wat als er in nood verkiezingen moeten komen en we weten dat de kiesregeling volgens het Constitutioneel Hof niet meer van kracht is? Wat moet er dan wel gebeuren als er überhaupt plotseling een verkiezing moet komen en de nieuwe kiesregeling is nog niet in de maak en het is nog minder aangenomen? 

De heer Karg ging in op de gestelde vragen en gaf aan, dat de wijze waarop de Surinaamse Grondwet voorziet in de kiesregeling, wetgeving en regelgeving, die te maken heeft met het kiesstelsel, dat daar een duidelijke drempel in is aangegeven. Niet alleen qua meerderheid die nodig is, maar ook de wijze waarop het tot stand moet komen en dat is voorbehouden aan de wetgever.

“Het Hof van Justitie is als rechter bevoegd om te voorzien in alles van datgene waarvoor geen andere rechter aangewezen is. In dit geval neem ik aan dat zo’n korte termijn voorziening door uiteindelijk hoogste aanlegger van justitie getroffen zal moeten worden”, aldus Karg.
“Ik denk dat bij hun de overweging zwaar zou wegen, dat het alleen de wetgever is die formele wetgeving kan maken met de kracht en het gewicht die de Grondwet aan de kiesregeling toekent om daarin te voorzien”, geeft Karg ook aan.
“Mijn verwachting is dat het Hof twee kanten op zou kunnen gaan. De eerste is afhankelijk van wie de zaak instelt. Het toekennen van een bijzonder zware dwangsom op de Nationale Assemblée of misschien zelfs leden van de Nationale Assemblée om het daartoe te bewegen. Dat er wel tijdig een vergadering plaatsvindt”, geeft het PRO-hoofdbestuurslid aan. 

“Wij hebben een precedent over de terugroepingen, waarin uiteindelijk niet toegekend is dat de voorzitter in persoon aansprakelijk was voor het geven van uitvoering aan een eerdere veroordeling. Maar, het zou kunnen dat er anders geoordeeld wordt onder deze omstandigheden. Zeker, omdat dat zou betekenen dat er behoorlijk gewicht en respect toegekend zou worden aan de constitutionele plek die het Constitutioneel Hof inneemt in ons bestel en behoort in te nemen in ons bestel.”

Als tweede mogelijkheid geeft het hoofdbestuurslid aan, “dat er in feite toch historisch gekeken gaat worden naar welke regeling geldt of op welke regeling wij terug zouden kunnen vallen”. “En dan is de conclusie helaas dat de meest recente regeling, de regeling die buiten toepassing is verklaard, de enige is waarvan er voldoende detail bekend is om zelfs te overwegen deze van toepassing te laten. Het is dus niet uitgesloten dat, alhoewel het Constitutioneel Hof een oordeel geveld heeft over het buiten toepassing laten, het Hof van Justitie in een noodgeval, zoals u dat beschrijft, tot een ander oordeel komt en nog eenmalig zal toelaten dat er verkiezingen onder de regels, zoals die voorafgaande uitspraak van het Constitutioneel Hof, georganiseerd zullen worden.”

DA

error: Kopiëren mag niet!