Surinaamse Nederlanders en hun onvolledige AOW

Suriname was eeuwenlang (van 1667 tot 15 december 1954) een kolonie (lees: “melkkoe”) van  Nederland. In deze periode heeft Nederland omgerekend naar de huidige munteenheid miljarden euro’s uit Suriname gehaald en gepompt in de economie van Nederland. De miljarden euro’s uit Suriname hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van Nederland tot een welvarend land anno nu. Vóór de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 hadden de tot slaaf gemaakte mensen geen rechten (zij waren in de ogen van de Nederlanders geen mensen) en waren overgeleverd aan de Nederlanders. Zij werden zwaar mishandeld zowel lichamelijk als geestelijk. Vele mensen zijn verkracht, opgehangen c.q. doodgeslagen.

Van 1 juli 1863 (afschaffing van de slavernij in Suriname) tot 1 juli 1873 (einde van het staatstoezicht in Suriname) waren de mensen op papier contractarbeiders. In werkelijkheid waren de mensen niet vrij en werden nog 10 jaren lang als minderwaardig behandeld. De Nederlanders in Suriname waren gewend te heersen over de tot slaaf gemaakte mensen en dat gedrag werd gecontinueerd. De arbeids- en woonomstandigheden voor de “vrije mensen” bleven zeer slecht. De mensen waren zeer angstig en wisten niet wat zij moesten doen. De Nederlanders bleven de mensen – ook na de afschaffing van de slavernij – dom houden.Op 15 december 1954 werd Suriname via het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden een onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. Suriname had ook daarna weinig te vertellen en was afhankelijk van Nederland. Alle inwoners van Suriname waren Nederlanders. De Nederlandse regering had het dan over Rijksgenoten (inwoners uit Suriname en de Nederlandse Antillen). Het Statuut ging uit van gelijkwaardigheid. In de praktijk was er geen sprake van gelijkwaardigheid. De Nederlanders waren in die periode (zoals hiervoor geschetst) beter opgeleid en hadden ook meer invloed dan de inwoners van Suriname.De Nederlanders bleven hun macht gebruiken. Suriname had weinig te vertellen en bleef afhankelijk van Nederland.

Van 1667 tot en met 25 november 1975 was Suriname dus in handen van Nederland. Suriname had weinig in te brengen. Nederland heeft in Suriname heel weinig geïnvesteerd. De infrastructuur was slecht en de inwoners van Suriname werden achtergesteld ten opzichte van de inwoners van Nederland. De inwoners van Suriname hadden ook een forse achterstand in kennis, daar het onderwijs in Suriname niet te vergelijken was met het onderwijs in Nederland.

Het denk- en onderhandelingsvermogen van de Nederlanders waren zeer goed ontwikkeld. Nederland heeft bij de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 haar “Surinaamse kinderen” gewoon in de kou laten staan. Dit is een zeer kwalijke zaak. Nederland mag nooit vergeten, dat zij eeuwenlang geprofiteerd heeft van de rijkdommen van Suriname.

Nu terug naar 1957. In dat jaar heeft Nederland de AOW-wet ingevoerd voor de inwoners van het Rijk. Het woord “Rijk” hebben de burgers van Suriname geïnterpreteerd als het Koninkrijk der Nederlanden. De inwoners van Suriname kwamen pas na de onafhankelijkheid van Suriname erachter, dat zij geen recht hebben op de AOW. Nederland was eeuwen de baas in Suriname. Nederland heeft in 1957 verzuimd de rijksgenoten in Suriname over de AOW-wet te informeren.

De Nederlandse regering kwam in 1990 met de wijziging in de AOW-wet van het woord “Rijk” in “Nederland”.

De Surinaamse Nederlanders, die zich vóór 1975 in Nederland hebben gevestigd, zijn ook niet door Nederland geïnformeerd over de AOW.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie, dat Nederland de inwoners van Suriname, die Nederlanders waren in het Koninkrijk der Nederlanden, op een vervelende wijze buiten de AOW heeft gehouden. Nederland had in 1957 – mede dankzij de rijkdommen uit Suriname – een vermogen opgebouwd en was daardoor in staat de AOW in te voeren. Het zou Nederland hebben gesierd, indien Nederland de AOW had ingevoerd voor alle Nederlanders binnen het Koninkrijk der Nederlanden. In 1957 had Nederland ca 11 miljoen inwoners en Suriname ca 260.000 inwoners. Het opnemen van de Surinaamse Nederlanders  ( zowel in Nederland als in Suriname) van 1957 tot 1975 in de AOW-wet was meer dan gerechtvaardigd. De inwoners van Suriname waren namelijk tot 25 november 1975 Nederlanders. Deze mensen zijn niet te vergelijken met de andere groepen mensen, die in Nederland zijn komen wonen.

Ik ben geboren in Suriname. Ik heb 19 jaren in Suriname met de Nederlandse nationaliteit gewoond en woon inmiddels al 50 jaar in Nederland. De inwoners van Suriname hadden tot 25 november 1975 de Nederlandse nationaliteit vanaf hun geboorte in Suriname. Met deze zin wil ik duidelijk maken, dat geen enkele andere bevolkingsgroep, die in Nederland is komen wonen, kan claimen, dat zij Nederlander zijn vanaf de geboorte. Deze groepen mogen nooit vergeleken worden met de Surinaamse Nederlanders. Ter verduidelijking: de Surinaamse Nederlanders zijn de mensen, die in Suriname zijn geboren en nu in Nederland wonen. De Surinaamse Nederlanders zijn ook de mensen, die in Suriname zijn geboren en op de dag van de onafhankelijkheid (25 november 1975) ingezetenen waren van Suriname. Deze mensen hadden vanaf de geboorte de Nederlandse nationaliteit.

Ik doe een dringend beroep op de Nederlandse regering om de jaren van 1957 tot 1975 mee te laten tellen voor de Surinaamse Nederlanders ( zoals hiervoor omschreven) en de AOW-wet aan te passen.

Dennis Lapar

Directeur Stichting FinanceSuriname

error: Kopiëren mag niet!