Dharma en wereldvrede

Deel 1

Het is meer dan nodig dat men zich over dit vraagstuk buigt, doch meer in het bijzonder de verantwoordelijke personen en instanties. Als wij om ons heen kijken dan is het punt van de vrede inderdaad een vraagstuk geworden. Kennelijk schijnt het niet  eenvoudig meer te zijn om tot vrede te geraken. Doch dit mag de mens uiteraard  niet weerhouden voortdurend naar vrede en welzijn van de mens te blijven streven. Het begrip “vrede” moet niet eng worden opgevat, in de zin van: als er geen oorlog is, dan is er vrede. Neen, er moet vrede zijn in alle opzichten, ook lichamelijk  zowel als geestelijk. En vooral de geestelijke vrede, de innerlijke rust (shánti) van de mens is van eminent belang.

Wil er nu sprake zijn van vrede, rust en welzijn in de wereld, dan moet er allereerst shánti zijn in de harten van de individuele mensen. Het individu moet eerst zelf ware vrede kennen, wil hij die uitstralen. Vervolgens het gezin, dan de gemeenschap en tenslotte de wereldgemeenschap.

De mens is een cultureel wezen. Hij bedrijft cultuur, omdat hij het vermogen daartoe heeft: immers hij kan onderscheid maken tussen goed en kwaad, recht en onrecht, tussen waarheid en schijn enz. De mens maakt cultuur en cultuur geeft de mens op haar beurt respect en waardigheid. De relatie tussen cultuur en mens is wederzijds.

De plaats en het belang van cultuur in het leven van de mens moet niet onderschat worden, wat helaas al te vaak gebeurt. Cultuur, godsdienst, onderwijs en opvoeding gaan samen. Deze zijn wel (van elkaar ) te onderscheiden, doch niet te scheiden. Kunst en cultuur bevorderen enerzijds creativiteit en anderzijds ontspanning, die op hun beurt leiden tot geestelijke rust en harmonie. Zij ontwikkelen gevoelens en talenten, verrijken denken en leven en vervolmaken de mens.

Godsdienst als cultuurcomponent is dienst aan God. De vrome mens verricht handelingen die hij aan God opdraagt; hij verricht arbeid in naam van God. Bhaktí (devotie) geeft de mens een intense beleving van rust, plezier en ervaring op hoger niveau (ánand). Daarvoor heeft de mens Godshuizen ontworpen met hun indrukwekkende atmosfeer en schoonheid.

De Holika –stapel symboliseert het kwaad en roept de mens op erf en omgeving goed schoon te maken en te onderhouden. Het is natuurlijk jammer, dat zovelen zich niet eraan houden, terwijl men toch in vrede moet leven met zijn medemens en zijn omgeving.

Satyam/waarheid, shivam/liefde, sundaram/schoonheid, moksha/vrijheid en shánti/ vrede zijn niet zonder meer mogelijk. Je moet ervoor werken en ernaar streven. Nu vallen cultuur en godsdienst in ons land onder twee ministeries. Het zou juister zijn deze beide zaken onder een leiding te brengen. Deze zaken zijn ook weer niet te scheiden van onderwijs en opvoeding, immers de jeugdperiode is de leerperiode. De jeugd moet goed opgevoed en gevormd worden en bij die vorming mogen cultuur onderricht en culturele vorming niet ontbreken. Culturele en menselijke waarden en waardigheden moeten de mens i.c. het kind in een vroeg stadium worden bijgebracht. Het verdient derhalve aanbeveling cultuuronderwijs of culturele vorming als vak vanaf de lagere school te introduceren. Dit is zelfs noodzakelijk.

Het probleem van de “moderne” tijd is, dat men geen tijd heeft. Het ligt er maar aan, wat men met zijn tijd doet, want een dag heeft nog steeds 24 uur. Dit betekent dat men prioriteiten moet stellen, want ledigheid is des duivels oorkussen. Immers, internet en mobiel nemen de laatste tijd een belangrijk deel van de tijd in beslag en vooral die van kinderen. De schoolprestaties zijn er ook naar. Ouders en opvoeders dienen hiervoor te waken. Wat willen zij van hun kinderen maken?

Cultuur schept mogelijkheden om zijn tijd beter, aangenamer en nuttiger te besteden. Gezien het belang ervan moet cultuur een betere plaats in onze samenleving toebedeeld krijgen. Vernieuwing en overwinning moeten de mens als ethisch en spiritueel wezen verheffen. Het is dan ook de plicht van een ieder om moreel verval tegen te gaan en de menselijke waardigheid te bevorderen.

Door de energie te kanaliseren en in goede banen te leiden leert de mens zich te beheersen. Zelfbeheersing in uitdrukking in gedrag en in denken, is een sociale deugd, evenzeer als nederigheid en verdraagzaamheid.

Gemeenheid, oneerlijkheid en wreedheid dienen anderzijds vermeden te worden. Beleefdheid en openhartig spreken zijn belangrijke elementen in het sociale verkeer van beschaving. De mens immers wordt beoordeeld naar zijn gedrag, houding, manier van leven. Het innerlijke van de mens wordt bepaald door zijn karakter, de moraliteit.

Beschaving betekent het ontwikkelen van zelfbeheersing, het beteugelen van sensuele bevrediging, het zich opleggen van beperkingen. De zinnen en zintuigen leiden gemakkelijk tot uitspattingen. Wetten werken van buiten om deze in te perken (externe kracht).

Dharma daarentegen is een subtiel instrument welke van binnenuit  werkt op het gevoel en de waardigheid van de mens. Deze gaat via familietraining, traditie, geloof, opvoeding. Karaktervorming en persoonlijkheidsvorming geschieden door discipline (tapasya), vertrouwen en zelfbeheersing.

Het gevoel van saamhorigheid (het bij elkaar horen) houdt in, dat men uit sympathie elkaar hulp en medewerking verleent, in harmonie, op basis van wederzijds respect en verdraagzaamheid. Het spreekt haast vanzelf, dat individualisme en egoïsme dan op de achtergrond geraken. God huist in het hart van alle levende wezens. Dit gelijkheidsbeginsel heeft uiteraard invloed op het leven, denken en de houding van de mensen t.o.v. elkaar doch ook t.o.v. lagere wezens (ahimsá, vegetarisme).

Gebed:
“O, Gerespecteerde God, geef mij kracht, mogen alle wezens mij met het oog van een vriend aankijken, moge ook ik allen met het oog van een vriend aankijken: mogen wij elkaar met het oog van een vriend aankijken m.a.w. elkaar goedgezind  zijn.”

Dharma bepaalt het gedrag en het denken van de mens. Hij legt de grondslag, de basis van het leven. Dharma vult het leven, vervolmaakt de mens, verheft hem tot een spiritueel ethisch wezen en voorkomt zijn verval. Er zijn uiteraard verschillen in vormen en rituelen, maar uiteindelijk zijn alle godsdiensten, al de wegen die door de mens gevolgd worden om de Allerhoogste, onder welke naam dan ook, te huldigen en te vereren gelijk. De mens moet zijn eigen dharma naar zijn beste kunnen belijden/naleven, doch tegelijk openstaan om de andere godsdiensten te leren begrijpen. “Laat nobele gedachten van alle kanten tot ons komen”(R.V.1,89,1). Integratie betekent niet het opgeven van enig geloof of gebruik, of het aannemen van dat van anderen, doch houdt in: een algemene sympathieke verstandhouding. Dit vergroot het wederzijds begrip en de harmonie en vermindert vooroordelen. Onbekend maakt immers onbemind.

De waarheid is een en ondeelbaar en is de basis van de harmonie of de eenheid van denken in de menselijke geest, waar alle externe impulsen samenkomen. De waarheid is de hoogste deugd/moraal. Voor de geest is het onmogelijk de waarheid  en rechtvaardigheid voor bepaalde doeleinden of op bepaalde momenten wel te accepteren en voor andere gelegenheden of op andere tijden weer niet. Er bestaat een grote divergentie tussen religieuze en  morele doctrines enerzijds en de principes van politieke en wereldse zaken anderzijds. Dit leidt tot een chronische disharmonie in de menselijke geest en des gevolg ook voor het sociaal welzijn. Alle vormen van disharmonie b.v. tussen wetenschap en religie, tussen godsdienst en politiek, enz. zouden geëlimineerd moeten worden. Een geïntegreerd en goed geordende manier van denken en voelen zou als basis van alle vormen van handeling moeten dienen, m.a.w. een ethische code en een systeem van waarden zijn nodig, welke de spirituele basis moeten vormen voor een betere en stabielere sociale organisatie gebaseerd op  geestelijke vrijheid, politieke gelijkheid en economische broederschap. Dit zou de spanningen verminderen en een geïnteresseerde en harmonieuze integratie van denken en handelen teweegbrengen, hetgeen een onschatbare winstpunt en een bron van kracht zou betekenen. De mens is meer dan een lichamelijk organisme alleen. Hij leeft niet alleen van brood, van werk, geld, ambities, macht of relaties. De mens leidt een spiritueel leven. Waarheid, liefde,  schoonheid, onthouding, goed begrip en zuiverheid van leven zijn ethische deugden, de essentiële vereisten voor de openbaring van het spirituele in ons.

error: Kopiëren mag niet!