Wat moest ik dan?

Ik liep op straat met een kennis. Plots hield ze me staande en fluisterde: “Laten we hier snel oversteken en aan de overkant gaan lopen.” Verbaasd vroeg ik: “Waarom?” Ze fluisterde toen dringend: “Mijn zoon staat daar te graaien in die vuilnisbak en ik wil niet dat hij mij ziet.” Ik keek en zag alleen een junk die op de stoep ging zitten op een stuk karton. Hij was vuil en stonk en begon hetgeen hij uit de vuilnisbak had gepakt op te eten. Van schrik vroeg ik hardop: “Is die smerige man daar je zoon?” Ze knikte, waarop ik verwijtend zei: “Waarom zit hij dan op straat op een smerige stoep uit een vuilnisbak te eten? Waarom help je hem niet, hij is toch je kind?” Ze keek me aan terwijl de tranen haar over de wangen rolden en zei toen: “Jij hebt makkelijk praten. Ik heb van alles geprobeerd om hem te helpen, niets hielp, toen heb ik hem mijn huis uitgezet. “Heb jij je zoon je huis uitgezet!” reageerde ik ontzet. Ze keek me intens verdrietig aan en fluisterde: ‘Wat moest ik dan?’
Dit gesprek wilde mij maar niet loslaten. De wanhoopskreet van die vrouw bleef me achtervolgen: “Wat moest ik dan!” Ik besefte dat ik niet mocht oordelen over haar situatie, daar ik niet aan den lijve had ondervonden wat zij had meegemaakt. Toch bleef ik me afvragen of ik zelf mijn verslaafde kind het huis uit zou zetten? Ik heb altijd geleefd in de overtuiging dat een moeder haar kind nooit in de steek laat, zelfs niet als haar kind haar veel verdriet bezorgt. ‘Mama bere na nengre sipie, ai tjari boen nanga ogrie’ (een moeder klaagt niet maar draagt). Ook keek ik sindsdien met andere ogen naar een junk op straat. Ik zag niet meer een vuile, verwaarloosde man, maar het kind van een moeder.
Mensen, vooral jongeren kunnen tegenwoordig verslaafd raken aan zoveel dingen: drank, gokken, gamen, mobiel, social media, drugs enz. Soms gaat ‘af en toe’ ongemerkt over in een verslaving. Jongeren hebben nog geen volledig ontwikkelde impulsbeheersing en worden nog meer dan volwassenen geprikkeld door beloningen op korte termijn. De toekomst – en de “beloning” op lange termijn van bijvoorbeeld goed presteren op school – is voor hen nog erg abstract. Omdat ze vooral gericht zijn op het hier en nu, en bovendien erg gevoelig zijn voor de sociale druk van leeftijdsgenoten, zijn ze kwetsbaar voor het ontwikkelen van afhankelijkheid aan genotmiddelen. Doordat jongeren nog weinig zelfinzicht hebben en ook moeite hebben met het overzien van de consequenties op langere termijn, kan regelmatig gebruik van genotmiddelen lang onopgemerkt blijven. Een kind is zich verslaafd als het afhankelijk wordt van een gewoonte. Bijvoorbeeld van computerspelletjes spelen, of van drugs gebruiken of alcohol drinken. Verslaving kan samenhangen met andere problemen op sociaal of emotioneel gebied.
Als jongeren drugs gebruiken, vertellen ze dat zelden uit zichzelf aan hun ouders. Vaak stoten ouders toevallig op ‘verdacht’ spul in de slaapkamer of krijgen ze een onheilsboodschap van de schooldirectie of politie. Vaak willen ouders in eerste instantie alleen maar dat het gebruik stopt. ‘En dan wordt alles vanzelf weer goed’, redeneren ze. Ze zoeken naar antwoorden op erg praktische vragen zoals wat, waar, wanneer en met wie hun kind gebruikt. Maar de kans is groot dat de volledige waarheid toch niet aan het licht komt. Abrupt stoppen met gebruiken is voor veel jongeren geen haalbare kaart. Ouders staan dus vaak voor de uitdaging om hun kind de nodige tijd en ruimte te geven. Velen voelen de drang om hun kind veelvuldig te bevragen en te controleren. En dat is heel begrijpelijk, maar de kans dat het uitmondt in oeverloze discussies over het gebruik, is groot. Een kind met een verslavingsproblematiek helpen betekent níét dat je hem verantwoordelijkheden uit handen moet nemen en de negatieve gevolgen van zijn gebruik te allen tijde moet voorkomen. Sommige ouders blijven bijvoorbeeld alle schulden van hun kind betalen, voorzien hun kind telkens weer van valse excuses om het schoolverzuim goed te praten, enzovoort. Het kind ondervindt daardoor geen nare gevolgen van zijn gebruik en zal dus niet geneigd zijn om zijn drugsgebruik op te geven. Sterker nog, het gaat mogelijk zijn grenzen nog verleggen, wat de ouders dan weer prikkelt om ook hún grenzen te verleggen. Uiteindelijk zal hun leven overheerst worden door de zorg voor hun verslaafde kind, zoals de drugs het leven van hun kind overheerst.
Deze moeder zei dat ze alles had gedaan om haar kind te laten stoppen met het gebruik van drugs. Ze had hulp gezocht en hem drie keer laten afkicken. Hij had regelmatig haar geld weggepakt en haar zelfs mishandeld als ze hem geen geld wilde geven. Helaas had niets geholpen. Het werd op den duur voor haar een onmenselijk zware taak om een verslaafd kind in huis te handhaven. Ze moest een weg zien te vinden om te stoppen met het mede in stand houden van de verslaving en tegelijkertijd toch een manier vinden om betrokken te blijven. Op een gegeven moment moest ze aan zichzelf toegeven dat ze haar kind niet kon helpen, dat ze zelfs bang van hem werd door zijn stemmingswisselingen en agressieve gedrag. Ze besefte dat ze er niet voor kon zorgen dat het kind van zijn verslaving afkwam, dat kon alleen als het kind het zelf wilde, dus koos ze ervoor om de verantwoordelijkheid voor de verslaving van haar kind niet meer te dragen maar bij het kind te laten. Ze zag in dat ze niets anders kon doen dan de situatie te aanvaarden: ‘Ik ben een ouder van een verslaafd kind, ik heb het niet in de hand of het ooit goed komt met mijn kind.’
Dat is een onzekere situatie die ongelofelijk pijnlijk is om mee te maken, maar toch zal het je helpen wanneer je dit aanvaardt. Natuurlijk blijf je altijd hopen dat de situatie verandert, maar het loslaten van hetgeen waar je geen controle over hebt, brengt je mogelijk rust. De pijn en het verdriet gaan er niet van weg, maar ze overheersen alleen niet meer zo. Het wordt dragelijker. Deze moeder wilde haar leven terug, een leven waarin ze kon genieten, een leven waarin er ruimte was voor meer dan alleen de zorg om de verslaving van haar zoon. Ze koos ervoor om te leven en niet meer alleen maar te overleven. Dat betekende dat ze haar zoon moest loslaten.
Terwijl de tranen haar over de wangen rolden, zei ze vol overtuiging: “Het klinkt misschien heel egoïstisch, maar toen ik deze beslissing had genomen, begon er langzaamaan iets te veranderen. Ik begon weer zin in dingen te krijgen en kon weer blij zijn. Ik kreeg zelfs weer energie om mezelf persoonlijk te ontwikkelen. Dit heeft ervoor gezorgd dat ik op een andere manier naar mijn zoon en zijn verslaving ben gaan kijken en dát heeft er vervolgens weer voor gezorgd dat ik anders met hem om kon gaan. Ik liet hem los, wilde hem niet zien, maar bande hem nooit uit mijn hart want dat kan geen enkele moeder.
Het advies aan ouders in zo’n situatie is dat het heel erg belangrijk is dat jij jezelf niet vergeet en alleen voor dat kind leeft. Het kan nooit de bedoeling zijn dat je kind iedereen meetrekt in de negatieve spiraal en het leven van de rest van de familie gaat bepalen met zijn gedrag. Natuurlijk wil iedere moeder haar verslaafde kind helpen, maar dat doe je niet door de gevolgen van zijn verslaving continu op te lossen en je zelf weg te cijferen. Nog beter is het om het pad te bewandelen van ‘voorkomen is beter dan genezen.’ Ouders hou een wakend oog op je kind zodat je nooit de lijdensweg die deze moeder is gegaan, hoeft te bewandelen. Zorg ervoor dat je nooit voor de keuze zal komen te staan: “mijn verslaafde kind blijven ondersteunen of hem mijn huis uitzetten.”
“A drugdealer sold a child drug. Who is to blame the dealer or the parents?”
Josta Vaseur

error: Kopiëren mag niet!