Minister en belastingdienst hoeven niet in te gaan om bezwaar rij- en voertuigen

De rij- en voertuigenbelasting houdt de gemoederen in Suriname bezig, het is voor velen een behoorlijke aanslag op het smalle budget. Er zijn slechts enkelen die deze belasting verdedigen, maar ze lachen daarbij geniepig. Hun mening is dus omdat ze het systeem verdedigen, door dik en dun. Het bezwaar is echter niet altijd goed te bevatten. Bijvoorbeeld, wanneer de ‘kleine man’ wordt gedefinieerd of daarvan voorbeelden worden gegeven. Een burger vindt dat een persoon die 6 auto’s bezit en deze verhuurt een kleine man is. De meningen zijn overwegend wel eenduidig, wanneer het gaat om de hoogte van deze belasting. Vooral vanaf P3 begint het progressief hoog te worden. De mening van de burgerij is dat een bepaalde categorie verantwoordelijk is voor het kapot maken van de verharde en de onverharde wegen. En dat zijn de voer- en rijtuigen die vracht vervoeren in open en gesloten laadbakken. Het gaat om vervoerders van bouwmaterialen, van houtblokken en van containers. Sommige verharde wegen zijn slechts aan 1 kant ingezakt en vernietigd. En dat is de kant waar voertuigen met gevulde containers naar de havens rijden. De kant van de weg waar men met lege containers terugkeert, is nog lang in tact. Er zijn in de kleine kring van de president enkelen die direct tot deze categorie behoren. Het gaat om Surinamers en buitenlanders. De verwachting is er daarom dus niet dat de categorie die de wegen kapotmaakt, voor de schade door hun aangebracht wordt gecharged. We zien dat in de wet een P3 SRD 520 moet betalen. Voor goederen vervoer met eigen gewicht van 1000 kg (1 ton) is de belasting minder, SRD 465. Tussen de 1 en 2 ton is het net iets meer dan de P3 namelijk SRD 560 en tussen de 2 en 3 ton SRD 705. En zo loopt het op naar SRD 1.310, SRD 1.655 en SRD 1.910. Voor aanhangwagens tussen de 3 en 12 meter is de belasting in 4 categorieën: SRD 220. SRD 510, SRD 700 en SRD 1.090. Opvallend is dat deze bedragen zijn vastgesteld bij wet maar dat ze bij staatsbesluit, dus zonder betrokkenheid van de DNA, kunnen worden gewijzigd. Er is een onduidelijkheid hoe de belastingsticker aan te brengen voor deze heffing. De wet geeft alleen aan dat het duidelijk zichtbaar moet zijn en dat het ‘op’ het rij- of voertuig moet zijn aangebracht. Het blijkt uit de wet niet dat het per se buiten op de voorruit moet worden geplakt. De Financiënminister moet wel duidelijk aangeven hoe deze sticker moet worden geplakt. Als de belasting is betaald en de sticker verkeerd is geplakt, kan een boet van SRD 100 worden opgelegd. De minister van Financiën verleent gehele of gedeeltelijk vrijstelling in 7 gevallen en wel bij rij- en voertuigen voor zieken- en gewondenvervoer, lijkenwagens, invalideauto’s, ambassade-auto’s en die van VN-organen, overheidsauto’s, geïmporteerde auto’s die van haven naar de opslagplaats worden gereden en auto’s waarmee nog alleen proefritten worden gemaakt (van car centers). De wet regelt ook dat de Financiënminister geheel of gedeeltelijk betaalde bedragen teruggeven als de belasting ten onrechte is betaald en als binnen 3 maanden na betaling de auto wordt geëxporteerd naar een ander land (voor de resterende maanden van het jaar). Een auto rijden zonder de belasting te hebben betaald kan opleveren een straf van 6 maanden hechtenis of een boete ‘van de derde categorie’. De politie kan rij- en voertuigen die men op straat aantreft zonder dat daarover de belasting is betaald, in beslag nemen. De Staat kan zo een auto verkopen om daaruit de verschuldigde belasting te halen. Men kan beslag en openbare verkoop stuiten door alsnog de belasting en andere gemaakte kosten (slepen, opslag etc..) te betalen. De Minister, de inspecteur der directe belastingen en de politie zijn bevoegd om enkele besluiten krachtens deze wet te nemen (zoals vrijstellingen, restituties, inbeslagnames, administratieve boetes etc..). Daartegen kan men binnen 60 dagen na het besluit bezwaar aantekenen bij hetzelfde orgaan dat het besluit nam. Daarna moet dat orgaan binnen 60 dagen een besluit nemen. Opvallend is dat wanneer het orgaan binnen 60 dagen geen besluit neemt, het betekent dat het bezwaar is afgewezen. Er is echter wetgeving in Suriname waarin het omgekeerde heeft gestaan. En dat is namelijk dat de aanvraag wordt geacht te zijn toegewezen. Zo een constructie lijkt meer op goed bestuur, dan de constructie waar de regering het gemakkelijk voor zichzelf maakt. Theoretisch komt het dus erop neer dat het orgaan dat besluiten neemt, gewoon niet hoeft te reageren op bezwaren. En daarmee heeft men geen regel overtreden. Men moet daaruit gewoon begrijpen dat het bezwaar is afgewezen. De kwaliteit van het bestuur kennende, zal men dus niet reageren op bezwaren, tenzij de druk van buiten groot is (dus bij high profile cases). Tegen het besluit (ook het stilzwijgend besluit) kan verder in tweede aanleg in beroep worden gegaan bij een Raad van Beroep. De Raad van Beroep kan een besluit nemen wanneer die wil, er zijn geen tijdslimieten in de wet genoemd. Deze Raad moet ook zijn ingesteld. Uit de bepalingen van de wet blijkt ook dat in de bezwaren die in duizenden zijn opgemaakt door een stichting, niet is voorzien. Het is niet gebaseerd op de wet. In de laatste artikelen staat verder dat minimaal 10% (dus 10% of meer) van het totaal geheven bedrag door de regering zal worden gebruikt voor ‘investeringen in de infrastructuur’. Binnenkort komen we terug op de intentie van deze wet.

error: Kopiëren mag niet!