Zaken leger bij wet geregeld

In DNA is gisteren de situatie bij het national leger gehekeld. Er zou ontevredenheid heersen onder de militairen. Al enkele dagen rouleert het bericht van een militair die ontslagen zou zijn omdat hij kritiek zou hebben geuit of op de militaire leiding of op de minister of Defensie. Er is gisteren weer door de minister van Defensie herhaald dat een militair pas ontslagen is wanneer zijn ontslagresolutie hem betekend is. Zolang hij niet ontslagen is, zou de militaire krijgstucht op hem van toepassing zijn. Er is door een DNA-lid gezegd dat de militaire leiding geen aandacht heeft voor de wensen en grieven van de militairen. Dat is een situatie die zich niet moet herhalen in Suriname. Deze zelfde situatie hadden we in 1978/1979 in de periode van kolonel Elstak als bevelhebber en Henck Arron als premier. Een lichting militairen uit Nederland had gezien dat er ook in het leger over de arbeidsomstandigheden inspraak moest worden gegeven. De militairen verenigden zich in de Bond Militair Kader bij de Surinaamse Krijgsmacht (Bomika). De premier en kolonel Elstak waren de mening toegedaan dat militairen het recht niet hadden om zich te verenigen in een bond. Om de gerezen problematiek binnen de Surinaamse Krijgsmacht (SKM) in 1979 het hoofd te bieden werd in september 1979 bij staatsbesluit dd 8 maart 1979 een adviescommissie ingesteld onder de jurist O.W. Abendanon. In deze commissie hadden verder zitting drs. A.R. Boldewijn, prof.mr, A.J.A. Quintus Bosz, mr. M.J.B. Chehin en dr. D. Sedoc-Dahlberg. Een klacht van de militaire leiding toen zou zijn dat de politieke leiding niet communiceerde met de militaire leiding. Een klacht bij de militairen was dat de statuten door de regering niet waren goedgekeurd van een Bond Onderofficieren Overheid. De commissie Abendanon was van oordeel dat alhoewel de grondwet toen geen beperkingen oplegde, de militaire wetgeving erop neerkwam dat vrijwel geen enkele vorm van vakbondsrecht door de militairen kon worden uitgeoefend. De commissie wasa ingesteld naar aanleiding van collectieve acties in januari 1979 van onderofficeren en korporpaals. De commissie adviseerde te regering om in overleg te treden met de militairen en hen toe te staan zich te bundelen in belangenverenigingen. De commissie adviseerde om straffen van militairen naar aanleiding van acties achterwege te laten, maar wel de discipline strak in de hand te houden. De regering kon de zaak niet in de hand houden vanwege het niet opvolgen van de adviezen. De regering voerde geen overleg en koos het pad van straffen en confrontatie o.a. door het opsluiten van het bestuur van de bond. Uiteindelij namen de militairen in 1980 het land over. Een tijdelijke situatie duurde tot 1987 tot de burgerregering en de democratie terugkeerden. De situatie van het leger toen en nu verschillen. Het grootste verschil is dat eind jaren ’70 een grote groep militairen uit Nederland was terug gekeerd en anders aankeken tegen de situatie in Suriname. Deze groep had enige vorming doorlopen in Nederland. Zo een groep is nu afwezig in Suriname. De dynamiek van die ontevredenheid zal nu anders zijn, maar het blijft een groot bezwaar dat er ontevredenheid is onder de militairen. Het is de militairen nog steeds niet verboden om een bond op te richten. Echter is het militairen, kennelijk omdat zij belast zijn met de verdediging van de souvereiniteit, verboden om gebruik te maken van bepaalde voor burgers normale rechten volgens de Wet Rechtspositie Militairen (1996). De militaire landsdienaar dient zich te onthouden van deelname aan collectieve actie. De militaire landsdienaar dient zich ook te onthouden van deelname aan een betoging waarvoor door het bevoegde gezag geen toestemming is verleend, van deelname in uniform aan een betoging buiten een militaire plaats en van voorgezette deelname aan een betoging terwijl redelijkerwijs is te verwachten dat ongeregeldheden zullen plaatsvinden. De militaire landsdienaar dient zich te onthouden van deelname aan een vergadering, die gericht is op ondermijning van het regeringsgezag of het aanzetten tot enig strafbaar feit, dan wel indien redelijkerwijs is te verwachten dat ongeregeldheden zullen plaatsvinden. De miliatire landsdienaar dient zich te onthouden van deelname aan een vergadering binnen een militaire plaats, die niet tot de gewone dienstvervulling kan worden gerekend of waarvoor de bevoegde commandant geen schriftelijke toestemming heeft verleend. De militaire landsdienaar dient zich te onthouden van deelname in uniform aan een openbare politieke bijeenkomst. De militaire landsdienaar die lid is van een politieke vereniging is het niet toegestaan te fungeren als bestuurslid of woordvoerder van die vereniging. De militaire landsdienaar dient zich te onthouden van schriftelijke of mondelinge meningsuitingen die gericht zijn op ondermijning van het regeringsgezag, het aanzetten tot enig strafbaar feit of verstoring van het werkverband waartoe hij behoort, alsmede van het verspreiden van geschriften die zodanige meningsuiting bevatten. Dit zijn allemaal beperkinge die in de wet voor de militair zijn vastgelegd, bij overterding kunnen er sancties volgen. Om zaken te bespreken dient er volgens de wet er een commissie van overleg in militaire rechtspositionele aangelegenheden te zijn welke tot taak heeft de Defensie-minister desgevraagd of uit eigen beweging van advies te dienen. De militaire landsdienaar kan bij hem bestaande grieven van rechtspositionele aard aan de Commissie van Overleg voorleggen. Bij hetgeen gisteren in DNA bessproken is met betrekking tot de militairen moet men rekening houden met deze regels in de Wet Rechtspositie Militairen. De Defensie-minister moet deze overlegcommissie heractiveren of het meer betrekken.

error: Kopiëren mag niet!