Vrouwen leven gemiddeld 5 jaar langer dan mannen

Levensverwachting Surinamers niet stationair1De levensverwachting voor mannen en vrouwen in Suriname is zienderogen gestegen. Dit presenteerde Ana Soeltan-Beck in de Statistical Papers 16 van het Algemeen Bureau voor Statistiek. Zij maakte gebruik van een sterftetafel, waaruit kon worden afgelezen hoeveel personen van een bepaalde leeftijd in een bepaald jaar de volgende leeftijd zullen bereiken. Aan de samenstelling van sterftetafels gaat een proces van waarnemingen en bewerkingen vooraf.
De levensverwachting voor 0-jarige mannen in 1975 was 67.80 jaar. Voor vrouwen in dezelfde leeftijdscategorie was dat 70.95 jaar. De levensverwachting in Suriname is niet stationair. Het is door de jaren heen toegenomen. De meest recente sterftetafel voor Suriname, welke gepubliceerd is door het Algemeen Bureau voor de Statistiek, is een gemiddelde van de jaren 2013- 2015. In 2013-2015 blijkt de levensverwachting voor 0-jarige mannen 70.07 jaar en voor 0-jarige vrouwen 75.25 jaar. De geschatte levensverwachting is hoger dan vanaf de onafhankelijkheid in 1975. Naarmate men ouder wordt, neemt de levensverwachting ook af. 10-jarige mannen kunnen uitgerekend gemiddeld nog 61.63 jaren leven, terwijl vrouwen 66.61 jaren, 60-jarige vrouwen kunnen vanaf hun leeftijd nog 21.09 jaren leven en mannen 18.49 jaren. Vrouwen boven de 85 jaar kunnen blijkens de gehanteerde formules nog 4.26 jaren leven. Mannen schieten ook hier tijd tekort met 3.97 jaren.
Vrouwen leven algemeen langer
Vrouwen hebben een hogere levensverwachting in zo goed als elke samenleving op aarde. Toch zijn er significante verschillen als men kijkt naar bepaalde gebieden. In de 20ste eeuw was in de Verenigde Staten van Amerika de levensverwachting voor vrouwen 80.1 jaar en voor mannen 73.4 jaar: een verschil van 6.7 jaar. In Frankrijk was dat verschil 7.8 jaar, in Engeland 5.3 jaar, in Rusland 12 jaar, maar in India was dat 0.6 jaar en in Bangladesh 0.1. Het verschil wereldwijd is dus een indicatie dat het verschil in de sterfte tussen de beide seksen niet alleen biologisch kan zijn, maar ook sociale factoren kent die het beïnvloeden. Vrouwen hebben een biologisch voordeel, welke ervoor zorgt dat zij langer leven. Dit voordeel kan liggen aan de vrouwelijke hormonen welke belangrijk zijn voor de vruchtbaarheid van vrouwen.
Ondanks het feit dat er vele biologische en genetische factoren zijn, kan het effect van deze factoren niet volledig gemeten worden, vooral met het oog op de sociale factoren die ook een immense invloed hebben op de mortaliteit. De economische en maatschappelijke vooruitgang die geboekt is sinds de 18de eeuw, zijn gepaard gegaan met drastische vermindering van de sociale verschillen tussen mannen en vrouwen. Studies wijzen uit dat de groei in sterfte onder mannen in industrielanden kan liggen aan de groei van de zogenaamde ‘ziektes die door de mens gecreëerd zijn’. Deze kunnen zijn blootstelling aan chemische stoffen op de werkvloer, alcoholisme, roken, auto-ongelukken e.d.
Levensverwachting en de economie
De gezondheid van een samenleving beïnvloedt alle sectoren in die samenleving. Gezonde burgers zijn in staat meer te produceren. Mensen die lang leven worden, verondersteld gezond te zijn en hebben dus een hoge levensverwachting. Een hoge levensverwachting wordt vaak geassocieerd met een hoog per capita inkomen. Soeltan-Beck stelt in haar paper de vraag als dit automatisch betekent dat een stijging in levensverwachting ook direct een stijging van het per capita inkomen betekent. Volgens de wetenschap, redeneert zij, kan een verhoogde levensverwachting zowel negatieve als positieve effecten hebben op de economie. Aan de ene kant kan een daling van de sterfte betekenen dat de productiviteit van de beschikbare bronnen (in deze: menselijk kapitaal) optimaal is, dit leidt dus tot een verhoging van het per capita inkomen. Het kan aan de andere kant ook betekenen dat een daling van de sterfte leidt tot een vergroting van de bevolkingsomvang. Dit kan een negatief effect hebben op de economie (door bijvoorbeeld een groeiend gebrek aan landbouwgronden, mijnbouw en bosbouwgronden, voeding etc.).
Schattingen suggereren dat in de premoderne ‘arme’ wereld de gemiddelde levensverwachting rond de 30 jaar was voor alle regio’s in de wereld. In de 19de eeuw steeg de levensverwachting in de beginnende industrielanden, maar bleef laag in de rest van de wereld. De levensverwachting is wereldwijd tussen 2000 en 2015 met gemiddeld 5 jaar gestegen, de snelste toename sinds de jaren 60. De levensverwachting bij geboorte voor mannen en vrouwen wereldwijd in 2015 was: 71.4 jaar. Dit was 69.1 jaar voor mannen en 73.8 jaar voor vrouwen. De toename van de levensverwachting tussen 2000 en 2015 was in Afrika het grootst. Dit is te danken aan verbeteringen aan de gezondheidzorg voor kinderen en de beschikbaarheid van medicatie tegen het hiv-virus op dat continent. Surinamers leven ten opzichte van het wereldgemiddelde iets langer.
Kavish Ganesh

error: Kopiëren mag niet!