Rusland: ‘Lening US$ 1.8 miljard was worstje voor de neus’

De regering heeft in de maand september van het jaar 2017 een presentatieronde gehouden voor bijkans alle maatschappelijke groeperingen in Suriname. Van politieke partijen tot zelfs de vakbonden werden geïnformeerd over vooral de plannen met de Islamitische Ontwikkelingsbank (IsDB). Alle organisaties kregen drie presentaties, namelijk over Investsur, de Procurement Coordination Unit (PCU) en het gewijzigde programma met de IsDB. Volgens raadsadviseur Winston Lackin waren dit geen op steen geschreven projecten. Er zouden wel wijzigingen mogelijk zijn in bedragen en sectoren. “Het is nog ver van implementatie”, zei Lackin over de plannen aan de media. Er was volgens Lackin nog veel meer te doen om de zaak afgerond te krijgen.
Leensom
Een bedrag van US$1.8 miljard was volgens de uiteenzetting van de regering formeel al toegezegd, maar het ging toen om de feitelijke invulling. Voor wat het overzicht betreft was de regering exact overeengekomen, financiering van projecten ter waarde van US$1.779.50 miljard. Het geld zou over verschillende sectoren (ministeries) worden uitgesmeerd. Infrastructurele projecten zouden het meeste geld krijgen, te weten US$ 1.287 miljard (72% van de leensom). Sociale projecten waren beraamd op US$ 132 miljoen (7%), agrarische sector US$ 95 miljoen (5%), capaciteitsontwikkeling 0.50 miljoen (0.03%) en de handel US$ 265 (15%). Hiervan is er uiteindelijk niets terechtgekomen. Momenteel staat op de begroting voor het dienstjaar 2018 een bedrag van ruim SRD 193 miljoen (US$ 25 miljoen) als lening/inkomstenpost vanuit de IsDB.
Worstje voor de neus
Men probeerde het volk volgens parlementariër Gregory Rusland, ‘een worstje voor de neus te houden door te zwaaien met leningen van miljarden’. “Wij hebben toen al aangegeven dat de IsDB geen filantropische instelling is. Het is in de eerste plaats een bank. Wanneer jouw huishouden niet op orde is, zal men je misschien met een paar miljoentjes kunnen helpen, maar niet met die miljarden waarover de regering sprak”, stelt Rusland. Hij brengt ons ook terug naar de periode toen ook het parlement met vertegenwoordigers van de IsDB heeft gesproken, die duidelijk hebben aangegeven dat er geen geld naar Suriname komt, als er geen gedegen verantwoording komt van de besteding. Daarnaast was ook belangrijk dat er inderdaad projecten moeten worden geschreven. Het slingeren met woorden en dromen op Surinaams grondgebied heeft uiteindelijk geen effect bij de bankinstelling. De bankinstelling wil concrete plannen zien, welke zij kan toetsen op haalbaarheid en rendabiliteit. Als die niets op tafel krijgt, heeft de bank ook niets aan te bieden. “Binnen de instituties die je moet opzetten, heb je units die zich met dit soort zaken bezig moeten houden. Daarin is Suriname enorm zwak. Om de enorme bedragen op te vangen, zal de omgeving ervoor moeten zijn en moet men de banktechnisch haalbare projecten kunnen schrijven”, stelt Rusland. Hij wijst er daarom op dat kerninstituten in Suriname door de huidige regering systematisch zijn kapot gemaakt. Een van de belangrijkste is het Planbureau. “Nu probeert men het bureau weer op te vijzelen, maar wat je in 4 jaar hebt kapot gemaakt, kun je niet in 4 jaar opbouwen. Het zal jaren duren. Dat wordt mogelijk een uitdaging voor komende regeringen”, aldus Rusland.
Investsur kwam nooit
De regering was van plan de Investsur te operationaliseren. Het doel van dit orgaan zou zijn om investeerders een beter investeringsklimaat aan te bieden. Investsur zou investeren in Suriname moeten promoten. De toenmalige investeringsmarkt van Suriname was volgens president Desi Bouterse minder toegankelijk voor vooral buitenlandse ondernemingen. Hij noemde als voorbeeld het Indiaas bedrijf dat al jaren tracht een palmoliebedrijf in Suriname te starten, wat maar niet van de grond komt, vanwege de trage bureaucratie. Een jaar later blijkt nog steeds geen schot in de zaak te zijn gekomen. De investeringsstrategie die een leidraad moet zijn voor Investsur was in concept al af. De leiding en personeel van het instituut zouden door de president worden aangewezen. Daar is het nog steeds wachten geblazen.
Wet Openbaarheid van bestuur
De president stond positief tegenover deze ontwikkelingen. Tijdens de vragenronde werd de nadruk gelegd op de monitoring van de uitvoering van deze plannen. Hier kwam ook de Wet Openbaarheid van Bestuur aan de orde. De vicepresident gaf aan dat hij de stand van zaken met betrekking tot de voorbereidingen op de wet zou natrekken. De wet behelsde volgens vicepresident Ashwin Adhin veel meer dan deze plannen alleen. Echter kwam er ook vanuit richting de president geen concrete uiting van de wil om de wet in te voeren. Het ontbreken van die wil is verder vertaald in het wegblijven van de wet.
Kavish Ganesh

error: Kopiëren mag niet!