Welzijn: “KMO moet zich verder ontwikkelen in Suriname”

Dit jaar wordt op 27 juni stil gestaan bij het belang van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (MSME’s). 27 juni is door de Verenigde Naties (VN) uitgeroepen tot de dag van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Deze ondernemingen, die over het algemeen minder dan 250 werknemers tellen, zijn volgens de VN de ruggengraat van de meeste economieën wereldwijd en spelen een sleutelrol in ontwikkelingslanden. Volgens de gegevens van de International Council for Small Business vormen formele en informele MSME’s ruim 90% van alle bedrijven en voorzien in gemiddeld 60-70% van de totale werkgelegenheid in de wereld.
KMO Fonds
Kleine en middelgrote ondernemingen (KMO), zoals door het ministerie van Handel, Industrie en Toerisme (HI&T) gebezigd wordt, moeten zich volgens de minister Ferdinand Welzijn verder ontwikkelen in Suriname. Vandaar het initiatief voor de oprichting van een KMO Fonds. KMO’s worden via het fonds in de gelegenheid gesteld om tegen bijzondere voorwaarden toegang te krijgen tot kapitaal. Om dit alles goed te laten verlopen, is er formeel op 4 mei 2017 door minister Welzijn het bestuur van dit KMO Fonds geïnstalleerd. Op 28 juni zal de eerste ondertekening van de overeenkomsten, tussen de Surinaamse Postspaarbank (SPSB) en 4 ondernemers, plaatsvinden. Het fonds heeft 4 projecten goedgekeurd en goed bevonden voor financiering door de SPSB. Pas bij de overhandiging zal de minister ingaan op het beleid rond de KMO’s. Het unieke van dit fonds is dat iedereen die een lening aangaat, vanaf het begin passend advies en begeleiding krijgt. De leenbedragen zijn in 3 categorieën onderverdeeld. Er kan tot SRD 150.000 worden geleend. Ondernemers kunnen ook samenwerken om een groter bedrag geleend te krijgen, bijvoorbeeld om samen een productiemachine te kopen.
Sham Binda, Voorzitter van de Associatie voor Klein, Middelgrote Ondernemers in Suriname (Akmos), benadrukt ook het belang van de groei van zijn doelgroep. Hij memoreert op deze dag de transitie van grote industrieën naar kleine middelgrote bedrijven. Vandaar dat de voorzitter graag meer beweging ziet op dit beleidsgebied om de KMO’ers te helpen groeien en meer KMO’ers te creëren.
Aanbevelingen
In het verleden is er ook door studenten van de Anton de Kom Universiteit van Suriname onderzoek gedaan naar de verbetermogelijkheden voor KMO’s. In 2012 bijvoorbeeld werd duidelijk aanbevolen dat de overheid haar huiswerk moest aanvangen, om KMO’ers te ondersteunen. De overheid moest de formele KMO’ers zodanig aanmoedigen dat de informele KMO’ers zich ook willen aanmelden als formele organisaties. Goede en aantrekkelijke wetgeving maken, zal zorgen voor meer interesse bij investeerders (zowel lokaal als internationaal). Ook aanpak van (het huidig) probleem van toegang tot andere Caricom-markten werd aanbevolen. Monetaire autoriteiten moesten maatregelen hebben getroffen om de KMO’ers te kunnen ondersteunen met kapitaal. De back-up-garantie van de overheid moest beschikbaar zijn als bedrijven problemen ondervinden bij het exporteren van hun producten. De overheid moest ook belastingverlichtende maatregelen invoeren voor de KMO-bedrijven om met andere bedrijven te kunnen concurreren.
Wensen Akmos
Binda noemt als voorbeeld van mogelijke hulpmaatregelen, werklozen omscholen tot MKO’ers. “Laat LVV bijvoorbeeld beginnen met het geven van trainingen”, zegt Binda. Verder spreekt hij over de noodzaak van goede infrastructuur hebben, hervorming van het grondbeleid en garantie op nutsvoorzieningen. “Weet je hoeveel bedrijven nog aan het EBS-netwerk moeten worden aangesloten. Zij moeten een eigen bijdrage leveren. EBS vraagt gigantische bedragen. Kunnen zij daar niet aan voldoen, komen zij niet in aanmerking”, stelt Binda. Een simpel KMO Fonds is volgens Binda niet voldoende. “Kapitaal moet er zijn. De banken moeten meewerken. Interesseer mensen om KMO’ers te worden”, zegt hij.
Kleine investering
Het zijn volgens Binda kleine investeringen, maar de basisvoorwaarden om de KMO-ontwikkeling te ondersteunen. KMO-bedrijven zijn minder fragiel als zij goede begeleiding krijgen. Hierbij spreekt Binda ook over langtermijn strategische plannen en het op elkaar afstemmen van het beleid binnen overheidsapparaten. Zowel de aanpak als de bijkomende ministeries moeten duidelijk zijn. “Men moet niet alleen belijden met de mond. De plannen moeten geen dode of onhaalbare plannen zijn die geen doel bereiken. Het moeten realistische plannen zijn. Een simpel KMO Fonds stelt niets voor. Je kunt niet zomaar zeggen dat er geld beschikbaar is en wordt er vervolgens met names and faces gewerkt”, stelt Binda.
Kavish Ganesh

error: Kopiëren mag niet!