Veel rommel makend is de minister van Justitie en Politie ten onder gegaan, zijn ambt was niet te handhaven en vol te houden. De minister heeft een groot persoonlijk probleem en dat is ‘anger management’, een boosheidssyndroom welke uit de hand is gelopen. Het ontslag dat zelf door de minister is ingediend, 10 minuten nadat hij op ‘een bepaalde toon’ werd aangesproken door zijn baas, de echte president van de Republiek Suriname sinds 2010. Het is de ex-minister niet opgevallen dat hij tot een president sprak, kennelijk ziet hij hem alleen als een partijvoorzitter. Het ontslag van de minister heeft welbeschouwd te maken met een ongeschiktheid waaraan ten grondslag ligt een welzijns-/gezondheidskwestie. Het ontslag is dus technisch gezien op basis van een aandoening, we stellen dit vast niet met de bedoeling om met een privézaak van de minister te bemoeien, maar om een misschien ongerechtvaardigd toegelaten of toegepast ontslag te bespreken. Er is een algemene rechtsregel in Suriname dat personen niet ontslagen dienen te worden op basis van een ziekte, behalve wanneer het gaat om een blijvende arbeidsongeschiktheid. Deze ongeschiktheid ontstaat over het algemeen tijdens de loop van de dienstbetrekking, niet voordat het aanvangt. In het geval van onze minister was kennelijk zijn arbeidsongeschiktheid wat betreft dit ambt een feit voordat hij zijn ambt aanving. Dat betekent dus dat de minister te vergelijken is geweest met een paard dat gespannen werd voor een kar die hij niet kon trekken. Wie treft blaam voor deze onsmakelijke zaak? In de eerste plaats is er een wanprestatie van de functionarissen die ministers rekruteren voor de president. Blaam treft ook de president als hij zelf rekruteert en zeker omdat hij uiteindelijk besluit of hij ministers zal benoemen of niet. De president heeft als bevoegde autoriteit een grote inschattingsfout gemaakt, temeer daar de president behoort te weten wat de situatie is van deze minister. De minister heeft de president in het kader van de 8 decemberstrafzaak heel vaak verdedigd buiten de rechtszaal om. Daarbij heeft de ex-minister veel personen, met wie hij samen optrok, persoonlijk besproken. De ex-minister is altijd heel grof te werk gegaan en tot op zijn laatste dag heeft hij het bewijs blijven leveren dat hij ongeschikt was voor het ambt. Hij besprak de president, hoge functionarissen op het kabinet van de president, de VHP-voorzitter en ex-minister van Juspol. Wat het meest af te keuren en onethisch is geweest, is dat de persoon hetzelfde systeem en milieu die hij met hand en tand heeft verdedigd, nu afkraakt. De ex-minister klapt uit de school. De minister heeft open brieven geschreven in de media. Het bevoegd gezag had deze minister tegen zichzelf moeten beschermen. We denken niet dat deze minister op de stoel is gezet, waarbij bekend was dat hij in zijn periode zodanige zaken zou uithalen dat de aandacht een beetje afgeleid zou zijn van de economische problemen van het land. Als dat de opzet was, zonder afstemming met de minister zelf, dan is de minister misbruikt met een bepaald doel dat in zekere zin is gehaald. De minister heeft 1 keer zijn verontschuldigingen aangeboden in het ‘sutu trowe’ incident en 1 maal zijn woorden teruggenomen in de DNA, maar daarna heeft hij constant de vinger naar anderen gewezen. De ex-minister is slachtoffer geworden van het systeem dat hij verdedigd heeft en waarvoor hij ruzie met ‘vijanden’ heeft gemaakt. Een van zijn vijanden is de voorzitter van de VHP. De vraag rijst of de ex-minister nu terug gaat naar zijn vorige functie op het kabinet van de president. De kansen lijken klein dat hij terug keert. De vraag rijst ook of het falen van de ex-minister ook iets zegt van de andere ministers en de regeringstop. Wat het ontslag wel aangeeft is dat er een zware behoefte is heel vaak voor de ministers om begeleid te worden. Die begeleiding heeft te maken met de frame van het ministerie waar ze leiding aan zullen geven (afdelingen, diensten en producten die het ministerie levert, de partners en de geldende wetgeving). Maar het heeft ook te maken met de soft skills van ministers die cruciaal zijn om te overleven en efficiënt zijn: de conventies die gelden in DNA, de manier waarop op de eigen overheidskantoren wordt gecommuniceerd en met (ambtenaren van) andere ministeries, het aanpakken van calamiteiten, het omgaan met de vakbonden aanwezig op de ministeries, de conventies die gelden in de Raad van Ministers en hoe om te gaan met lastige vragen van de pers. De algemene regel blijft dat ontslag op basis van gezondheid tegen de wet is. Wanneer deze ziekte leidt tot een arbeidsongeschiktheid, dan is onder voorwaarden die te maken hebben met sociale zekerheid, een beëindiging van de dienstbetrekking meer gerechtvaardigd. Het is een vreemde zaak omdat de ongeschiktheid al in casu bestond voor de indiensttreding. De goede werkgever dient na te gaan in hoeverre een mogelijkheid bestaat voor therapie. Wie behoort de risico’s hiervan te dragen? Het ontslag van de Juspol-minister is weer eens een bewijs dat al te vaak ministers op de verkeerde gronden worden aangesteld.