De begrenzing van het stakingsrecht

Mr. Glenn Piroe
Mr. Glenn Piroe
Recent is naar aanleiding van ontevredenheid bij werknemers althans een collectieve actie bij een elektriciteitsbedrijf, bericht dat de stroomvoorziening niet meer zou zijn gegarandeerd. In de internationale wetgeving (van de International Labour Organization: ILO) en ook in de wetgeving van veel landen, ook binnen Caricom, zijn er spelregels vastgesteld die het stakingsrecht in bepaalde sectoren reguleren. In de relatie werkgever-werknemer is laatstgenoemde de (economische) zwakkere partij. Deze zwakte neemt in redelijke mate af naar gelang werknemers zich als collectiviteit profileren, zich organiseren in vakverenigingen en als collectiviteit gemeenschappelijke belangen behartigen die de leden regarderen. Het recht om te staken vloeit voort uit het recht om collectief activiteiten te ontplooien en de belangen te behartigen.
Stakingsrecht internationaal: begrensd
Het bestaan van een stakingsrecht voor werknemers is niet expliciet opgenomen in een conventie, maar wordt afgeleid uit de fundamentele ILO Conventie No. 87. Daarin is onder meer aangegeven dat werknemersorganisaties het recht hebben om hun administratie en activiteiten te organiseren en programma’s te formuleren (art.3). Eveneens is aangegeven dat deze organisaties het recht hebben om de belangen van werknemers te behartigen en te beschermen (art. 10). Op basis van deze bepalingen hebben de Committee on the Freedom of Association (CFA) van de ILO en de Committe of Experts (CoE) op frequente basis aangegeven dat het recht tot staken een fundamenteel recht is van werknemers en hun organisaties. Ze hebben echter ook een zeker kader vastgesteld waarbinnen de rechten uitgeoefend kunnen worden.
Heel belangrijk is het om met betrekking tot ILO Conventie 87 op te merken dat het aan de nationale wetgever wordt overgelaten om te bepalen in welke mate uitoefening van vakverenigingsrechten zoals genoemd in of afgeleid uit de conventie – inclusief het onderhavige art. 3 – op leger en politie van toepassing zullen zijn (art. 9).
Toelaatbare uitzonderingen op het stakingsrecht
Uit de ILO-principes met betrekking tot het stakingsrecht blijkt dat de CFA en de CoE in de eerste plaats ervoor gekozen hebben een algemeen stakingsrecht te erkennen als een fundamenteel recht van werknemers. De CFA en de CoE achten uitzonderingen mogelijk voor de volgende situaties:
I. waar het betreft public servants (ambtenaren/landsdienaren);
II. indien er sprake is van essentiële diensten in de stricte zin (“essential services in the strict sense of the term”);
III. in acute nationale spoedeisende gevallen.
De uitzonderingen houden in dit geval in dat het mogelijk is om verboden, dwingende procedureregels bestaande uit formaliteiten voor het aanzeggen van een staking en opties voor beslechting van pijnpunten middels arbitrage of bemiddeling in te stellen, waardoor staken niet meer toegestaan moet zijn.
Vanwege de onderhavige collectieve actie waar het hier om gaat wordt de nadruk gelegd op de beperkingsmogelijkheid zoals genoemd in punt II.
Essentiële diensten in de stricte zin
In 1983 werden “essential services in the strict sense of the term” door de CoE gedefinieerd als die diensten waarvan enige interruptie zou leiden tot gevaar voor het leven, de persoonlijke veiligheid of de gezondheid van de gehele bevolking of delen van het volk. Deze categorie diensten kunnen volgens de ILO middels wetgeving beperkt worden in het recht om te staken, door een verbod of instelling van strenge procedureregels. De vaststelling of er sprake is van essentiële diensten, hangt in sommige uitzonderingsgevallen ook af van de bijzondere karakteristieken van een land. Verder kan een niet- essentiële dienst een essentieel karakter krijgen, als een staking te lang duurt zodat het ongewenste gevaar uiteindelijk toch optreedt.
De CFA heeft uitgemaakt dat de volgende 9 diensten essential services zijn die onderhevig kunnen zijn aan grote restricties of zelfs een verbod van het stakingsrecht opgelegd kunnen krijgen: 1. de hospitalensector; 2. electriciteitsdiensten; 3. watervoorzieningsdiensten; 4. telefoondiensten; 5. air traffic control (luchtverkeerscontrole); 6. leger en politie (police and armed forces); 7. brandbestrijdingsdiensten; 8. publieke of private gevangenisdiensten;
9. voedselvoorziening aan kinderen in de verplichte schoolleeftijd en schoonmaak van scholen.
Slot
De CFA bepaalde verder dat het ook toelaatbaar is dat bij acties een minimale dienstverlening bij bepaalde sectoren verplicht wordt gesteld, in plaats van een compleet verbod. Volgens de CFA is dat toelaatbaar bij:
1. de essentiële diensten;
2. diensten die niet essentieel zijn, maar waar door de omvang en duur van een staking een acute nationale crisis kan ontstaan, waardoor de normale leefomstandigheden in gevaar kunnen worden gebracht;
3. publieke diensten van fundamenteel belang. Op de laatste twee categorieën wordt niet verder ingegaan. Het stakingsrecht is een fundamenteel recht van werknemers, maar het mag wordne begrensd. Het stakingsrecht wordt erkend behoudens beperkingen die uit het recht voortvloeien stelt art. 33 van onze grondwet. Expliciete beperkingen komen vooralsnog alleen voor bij de militairen (zie Wet Rechtspositie Militairen). Bij het uitoefenen van het stakingsrecht bij de essentiële diensten dient er desalniettemin wel een besef te bestaan dat in het internationaal recht om een bijzondere wijze wordt aangekeken tegen deze stakingen.
Mr. Glenn Piroe
Docent Internationaal Arbeidsrecht Sivis
Auteur: Internationale normen inzake vakverenigingsvrijheid en fundamentele arbeidsrechten (ISBN: 978-99914-7-044-3)

error: Kopiëren mag niet!