Aanname wet normering topinkomens noodzakelijk

De belofte die vp Ameerali in 2010 had gemaakt is na 6 jaar ingelost door zijn opvolger Adhin. De salarissen sijpelen door in het publieke domein en zijn uiteraard niet geheim. Velen zijn geïnteresseerd in het salaris van de hoogste man bij ‘onze nationale trots’. De maandelijkse bruto-inkomsten van de algemeen directeur komt neer op ca. SRD 110.000 bruto. Het basissalaris is US$ 14,184. De algemeen directeur heeft onder andere 6 maanden gratificatie, 2 maanden vakantietoelage, 1 keer per drie jaar extra vakantietoelage, winstdeling gelijk aan 4 maanden bij halen van doelen en 15% managementtoelage. Totaal komt dat neer op 24 maanden salaris per jaar. Wanneer het gaat om besteding van staatsmiddelen en gelden verkregen uit staatsinvesteringen, dan is de belastingbetaler bevoegd om daarover op- en aanmerkingen te maken en te reguleren. In Suriname is in tegenstelling tot Nederland geen norm vanuit de regering om de betaling in overheids gerelateerde instituten te reguleren. In Suriname is vaak gezegd dat in overheids gerelateerde instituten het onmogelijk moet zijn dat een directeur meer dan de president verdient. De president in Suriname verdient SRD 555.000, inclusief 30% representatietoelage en vakantiegeld. Zonder de representatie is de jaarbeloning van de president afgerond SRD 427.000. Bij benadering ontvangt een minister SRD 17.000 per maand en SRD 204.000 op jaarbasis. We hebben het hier eerder gehad over de norm die in Nederland gangbaar is, in de volksmond bekend als de Balkenendenorm (ook wel minister-presidentnorm of premiernorm, welke officieel niet door de Nederlandse regering wordt gebruikt). Deze norm is vernoemd naar de Nederlandse premier Jan Peter Balkenende (2002-2010) onder wie deze richtlijn is aangenomen. De Balkenendenorm was een vrijwillige norm uit 2006, die bepaalde eerst dat openbare bestuurders in Nederland niet meer zouden mogen verdienen dan 130 procent van een ministerssalaris. De Balkenendenorm is per 1 januari 2013 geformaliseerd in de ‘Wet normering topinkomens’ (WNT) met daaraan gekoppeld de WNT-norm. De norm is tot stand gekomen nadat er een toenemende maatschappelijke verontwaardiging was ontstaan over de hoge salarissen (en ontslagvergoedingen) voor openbare bestuurders, vooral indien ook nog sprake was van slecht functionerende bestuurders. De Wet normering topinkomens (WNT) legt sinds 1 januari 2013 beperkingen in Nederland op aan de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke sector en de semipublieke sector. De wet verbiedt dat bestuurders in de (semi)publieke sector meer verdienen dan 130 procent van het ministerssalaris. Topfunctionarissen in de (semi)publieke sector mogen niet meer verdienen dan een minister. De WNT is per 1 januari 2015 strakker: topfunctionarissen verdienen bij de overheid niet meer dan een ministerssalaris. Deze wet geldt ook voor de salarissen bij semipublieke organisaties, zoals ziekenhuizen, scholen en publieke omroepen. Ook instellingen die een groot deel van hun inkomsten uit subsidie ontvangen, vallen onder de WNT. Topfunctionarissen mogen niet meer verdienen dan een minister. Hoeveel dat is, wordt elk jaar vastgelegd in de algemene WNT-norm. Voor zorgverzekeraars geldt niet de algemene WNT-norm, maar een eigen (sectorale) norm. Er gelden aparte afspraken voor zorginstellingen, onderwijsinstellingen, cultuurfondsen, de woningcorporaties en instellingen in de sector ontwikkelingssamenwerking. Voor ontslagvergoedingen van topfunctionarissen geldt ook een norm. Dit is maximaal één jaarsalaris, met een maximum. Voor tijdelijk ingehuurde topfunctionarissen (‘interimmers’) gelden vanaf 1 januari 2016 afwijkende regels. Ook geldt een uurtarief. Na 12 maanden geldt de algemene WNT-norm. Het kabinet wil topinkomens in de (semi)publieke sector verder beperken. Nu geldt het ministersalaris als norm voor topfunctionarissen in de (semi)publieke sector. Deze norm moet straks in beginsel voor alle functionarissen in deze sector gelden, zegt de Nederlandse overheid. Dit staat al in de begroting 2016 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De Eerste en Tweede Kamer moeten deze plannen van het kabinet nog goedkeuren. (Semi)publieke instellingen moeten jaarlijks de bezoldigingsgegevens en eventuele ontslagvergoedingen van hun functionarissen publiceren in de financiële jaarverslagen. De instellingen moeten deze gegevens ook elektronisch verstrekken aan de verantwoordelijke minister. Instellingen moeten altijd openbaar maken wat (gewezen) topfunctionarissen verdienen en hoeveel ontslagvergoeding zij hebben ontvangen en of dit nu meer of minder is dan de toepasselijke norm. Instellingen moeten van overige functionarissen de gegevens publiceren als de bezoldiging of de ontslagvergoedingen het bezoldigingsmaximum te boven gaan. Een eerdere vermelding op grond van de WNT is ook reden om ontslagvergoedingen van gewone functionarissen te publiceren. Instellingen moeten overschrijdingen motiveren. Ook in Suriname moeten bij staatsbedrijven, waar de Staat aandeelhouder of medeaandeelhouder is en/of met belastinggeld investeert en onderhoudt en/of salarissen betaalt, een soortgelijke norm gelden. Als we uitgaan van de WNT-norm, waarbij we hanteren het salaris van een minister, dan verdient de huidige Staatsoliedirecteur nu ruim 6 maal meer dan een minister, als we alleen kijken naar brutoloon.

error: Kopiëren mag niet!