Tering naar de nering, flauwe kul (deel 2)

Maak je buurman rijk
Na de Eerste wereldoorlog hadden de Europese landen de Duitsers gedwongen om de schade die zij veroorzaakt hadden, te vergoeden. Dat had de opkomst van Adolf Hitler bevorderd. Na de Tweede wereldoorlog zeiden de Amerikanen: “Dat moeten jullie nu uit je hoofd halen. We moeten de Duitsers niet weer zo wanhopig en boos maken dat zij de wapens weer opnemen. We zullen ze integendeel helpen met geld om er bovenop te komen”. “Waarom zouden wij dat doen,” vroegen ze in Europa. “Ze hebben ons kapot gemaakt. We hebben geen geld meer.” “Je hebt meer aan een rijke buurman dan aan een arme buurman”, zeiden de Amerikanen. “Maak je buurman rijk dan word je vanzelf ook rijk.” Ze gaven toen miljarden aan de Duitsers en de Japanners. Voor noppes. Die werden inderdaad rijk. “En wij dan?” vroegen ze in Europa.
De Amerikanen schonken ze ook vele miljarden dollars via het Marshallplan om hun economieën op poten te zetten. Wij kregen ook wat. De Amerikanen hadden geëist dat Nederland een deel van de bonanza met de koloniën zou delen. “Denken jullie eraan”, zeiden ze, “we kunnen niet aan de gang blijven”. “Het wordt tijd dat jullie elkaar rijk maken. Jullie moeten gaan samenwerken om elkaar rijk te maken. Niet bang zijn om geld aan elkaar te lenen.” Dat deden ze dan met hun EEG die later uitgroeide tot EU. Ze leenden elkaar veel geld. De bedragen waar het tegenwoordig om gaat bereikten astronomische hoogten. Maar het hielp. Ze werden bijna allemaal rijk. Nieuwe leden stroomden toe, zelfs machtige landen als Turkije willen ‘dank je, dank je’ toetreden tot de club. De vraag is natuurlijk: ‘waar kwam al dit geld ineens vandaan?’. Ze hadden toch geen geld? Zo doet men aan wetenschap. Zich verwonderen over bepaalde dingen om die dan te gaan onderzoeken.
Intermezzo
Even een mop tussen de bedrijven door. Een Antilliaan zoekt een baan bij de reinigingsdienst van Rotterdam. Hij verschijnt voor de commissie. Hem worden allerlei vragen gesteld over de ligging van de Willemsbrug etc. Hij beantwoordt ze allemaal goed. De voorzitter vindt dat genoeg. ‘Wacht eens even’ zegt een van de vrouwelijke leden van de commissie. ‘Volgens mij is dat niet voldoende. Luister eens, je kent de Maas. Bij laag water is het water zo laag en bij hoog water zo hoog. Waar komt het water vandaan.”
De Antilliaan boos, trekt zijn broek uit en begint zijn edele delen te masseren. Hij zegt: “die was zo klein en is nu zo groot. Waar komt het vlees vandaan”.
Geldcreatie
Ik heb in vorige essays uitgelegd dat sommige banken het vermogen bezitten om geld te creëren. Ze worden geldscheppende of primaire banken genoemd. Dat zijn banken die het recht hebben om bankbiljetten te drukken en banken die het recht hebben om cheques uit te geven om mee te betalen of waarmee mensen elkaar door gewone overschrijving van hun rekening op een andere rekening, kunnen betalen.
Ik heb ook uitgelegd dat de “dekking” hierbij een grote rol speelt. Dat is het vermogen van een bank om snel en zonder verlies onmiddellijk aan een verzoek op terugbetaling te voldoen.
Gouddekking
De Indianen dachten dat de blanken met hun gouden haren zonen waren van de zon. Daardoor konden die hen met gemak onderwerpen om de tranen van hun Heilige vader terug te krijgen. In de werkelijkheid ging het ongeveer zo. Goudzoekers gaven hun goud aan een bank (vroeger een doodgewone goudsmid) in bewaring en die was verplicht het direct terug te geven als daarom gevraagd werd. De banken gaven biljetten uit ter waarde van het goud als bewijs van bewaring. Ze ontdekten dat de mensen hun goud slechts in uitzonderlijke gevallen kwamen opeisen. Ze gaven toen tegen vergoeding van rente meer biljetten uit dan er goud lag. Hoeveel van die extra biljetten? Dat hing af van de hebzucht van de bankiers. Velen kwamen in de nesten terecht net zoals tegenwoordig. De overheid greep in. En bepaalde: zoveel procent van het in bewaring genomen goud moet steeds aanwezig zijn om aan je verplichtingen te voldoen als iemand daarom vraagt. Want als je dat niet kunt en een ieder komt goud eisen tegen de afgegeven briefjes verkeer niet alleen jij, maar het hele land in rep en roer. Dat deel dat steeds in de kluizen moest liggen noemde men dan dekking. De hoogte verschilde van land tot land.
In het vervolg van de uiteenzetting gaan we ervan uit dat slechts een enkele bank in een land opereert. Dat was lange tijd in ons land het geval met de Surinaamsche Bank voordat andere banken verschenen. Zo ook de Vervuurts banking corporation in de dertiger jaren.
Schuldenaren
De bank leende de extra bankbiljetten die ze mocht uitgeven aan particulieren en ondernemingen helemaal niet aan de overheid. Waarom niet? Onze begrotingstekorten werden gedekt door Nederland. Waarover constant door het moederland geklaagd werd. We waren nooit in staat om onze overheidsuitgaven volledig te dekken daar de belastingen steeds minder opbrachten dan wij aan uitgaven hadden. We kregen steeds te horen van het moederland dat we de tering naar de nering moesten zetten.
Waarom leende de overheid het geld niet van de Surinaamsche Bank om gaten in de begroting te dichten en nuttige dingen te doen voor het land? Dit had niets te maken met kolonialisme of bewust achterhouden van ons land maar simpel vanwege strikte regels over de staatstaak en wat een overheid werd geacht te doen en niet te doen. Die regels golden in alle landen waar men pleegt te leven volgens richtlijnen die geleerden vaststellen voor het handelen.
In geavanceerde landen doet men dingen niet zomaar. De richtsnoer voor het handelen wordt aangegeven door filosofen en is steeds vervat in Heilige Boeken of geschriften.. Die bevatten het resultaat van hun denken. Bij ons hoeft dat niet. Waarom moet wat wij doen steeds verankerd liggen in theorie of filosofie! Als we willen lenen dan lenen we toch?. Punt uit. Meneer Bouterse en meneer Misikaba en meneer Somohardjo etc. laten zich toch niet vertellen wat ze doen en laten moeten door een of andere geleerde waarvan ze nooit gehoord hebben?
Mr.dr.W.R.W.Donner

error: Kopiëren mag niet!