Discussie samenlevingsvormen fundamenteel voeren

Door bepaalde personen wordt vanuit een bepaald ideologisch standpunt al geruime tijd getracht om een alternatieve samenlevingsvorm te creëren die gelijk wordt gesteld aan het huwelijk welke getracht wordt een koloniaal instituut te zijn, via de wetgeving opgedrongen en gevestigd door de witte Christelijke kolonisatoren en slavenhouders. Voor legitieme duurzame seksuele relaties voor de slavenperiode, welke die ook mochten zijn, is er geen erkenning geweest vanuit de koloniale machthebbers, in tegenstelling tot die van de immigranten. Door de kerstening van een groot deel van de slaven en hun nakomelingen werd het vacuüm ingevuld met het Christelijke instituut huwelijk. Decennia na de afschaffing van de slavernij kreeg de Winti-religie meer erkenning in de openbare discussie. De Winti-religie heeft officieel geen erkenning bijvoorbeeld door participatie in de Interreligieuze Raad in Suriname (Iris) of door toekenning van nationale vrije gedenkdagen. Nu zien we bij het concept van de Wet Algemeen Pensioen dat ‘het onderhouden van een duurzame gemeenschappelijke huishouding’ gelijkgesteld wordt aan het huwelijk. Een ‘duurzame gemeenschappelijke huishouding’ is een huishouding niet voortvloeiende uit een huwelijk, die gedurende een periode van minimaal vijf jaren vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en vóór het overlijden van een deelnemer is
onderhouden. Dit moet aangetoond worden door een rechtsgeldig notarieel opgemaakt samenlevingscontract, dus vergelijkbaar met een huwelijksakte. Bij partnerpensioen maken de ‘partners’ aanspraak bij overlijden van de werknemer. Een partner is de langstlevende echtgeno(o)t(e) of de man of vrouw in de duurzame gemeenschappelijke huishouding. Uit de definities gegeven in de Wet Algemeen Pensioen blijkt niet dat homofiele-relaties zijn uitgesloten van deze wet. De wet is in de toelichting niet expliciet over deze situatie. Ervan uitgegaan mag daarom worden dat deze relaties ook eronder vallen. Het wetsontwerp geeft aan dat een partner ook degene is die met de deelnemer (de ingezetene die voor het opbouwen van een pensioenrecht de premie betaalt) een duurzame gemeenschappelijke huishouding onderhoudt. Bij degene maakt het dus niet uit of het om een man of vrouw gaat of dat het om heteroseksuele relaties gaat. Technisch betekent dit dus dat een man die duurzaam samenwoont met een man evenveel aanspraak maakt op partnerpensioen bij diens overlijden als een vrouw die met hem samenwoonde zou hebben gemaakt. Dit betekent dus dat de regering bij aanname van deze wet, naast het huwelijk ook homofiele samenwerkingsverbanden erkent. Huwelijk tussen geslachtsgenoten wordt bij deze wet niet gesanctioneerd, omdat deze wet daartoe de strekking niet heeft. De grondwet wijst discriminatie af, maar noemt niet expliciet als discriminatiegrond ‘seksuele geaardheid’. De discriminatie op basis van deze grond zou kunnen vallen onder de verzamelgrond ‘enige andere status’. Expliciete garanties voor LGBT’s zijn er niet in de grondwet, maar wettelijke beletsels voor partnerkeuze zijn er niet, tenzij het gaat om minderjarigen. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de man tegelijkertijd slechts met een vrouw en de vrouw slechts met een man door het huwelijk verbonden zijn. Het Burgerlijk Wetboek praat dus over vrouw en man. De definitie van duurzame gemeenschappelijke huishouding kan dus de homofiele en overige LGBT-relaties herbergen. In DNA is door een DNA-lid aangegeven dat homoseksuelen een afwijking hebben en dat ze niet normaal zijn. Op deze uitspraak volgden veel reacties. De regering nam geen uitdrukkelijk standpunt in over deze materie. Hetzelfde lid ziet in de formulering van het onderhavige wetsontwerp een erkenning van deze relaties. De vraag rijst of de notaris in Suriname bereid zal zijn om een samenlevingscontract op te maken tussen twee mannen en twee vrouwen. Het samenlevingscontract heeft enige erkenning bij de rechter bij de ontbinding van het huwelijksvermogen bij het uit elkaar gaan, maar de rechter heeft geen standpunt ten aanzien van samenlevingscontracten van geslachtsgenoten. De tegenhanger van het huwelijk tussen man en vrouw is het duurzaam samenleven tussen man en vrouw. In de wet is het huwelijk tussen geslachtsgenoten niet mogelijk, dus is het samenlevingscontract tussen hen niet ‘uitgetest’ bij de Surinaamse rechter. Bij het zoeken naar bevrediging van het rechtsgevoel hebben Surinamers waarde willen hechten aan samenwonen en het effect is te zien in de rechtspraak. Dezelfde ontwikkeling zien we niet ten aanzien van homofiele relaties, mede omdat het huwelijk tussen geslachtsgenoten niet is geregeld. De toelichting van de Wet Algemeen Pensioen verschaft geen volledige duidelijkheid over haar intentie om de duurzaam gemeenschappelijke huishouding te regelen. ‘Deze wet beoogt heel nadrukkelijk de partner (zie art.1 sub f) van de deelnemer te voorzien van de noodzakelijke rechtsbescherming. Daarom is ervoor gekozen om deze samenlevingsvorm stevig in de wet te verankeren’, staat er in de toelichting. De gelijkstelling van de duurzame gemeenschappelijke huishouding met het huwelijk brengt met zich mee, dat de tot de duurzame gemeenschappelijke huishouding van de overleden deelnemer geboren natuurlijke of erkende kinderen of ter verzorging inwonende pleegkinderen, die minderjarig zijn, ook vallen onder de Wet Algemeen Pensioen. Met betrekking tot het huwelijk is in het Burgerlijk Wetboek uitgebreid geregeld hoe de ontbinding plaatsvindt en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn. Voor de duurzame gemeenschappelijke huishouding is dat niet het geval. De ontbinding zou laagdrempelig zijn vergeleken met het huwelijk. De duurzame gemeenschappelijke huishouding geeft aanleiding tot een aantal fundamentele discussies en vraagt ook om verduidelijking op het stuk van met name de homoseksuele relaties. De regering moet die duidelijkheid wel verschaffen.

error: Kopiëren mag niet!