Hindoestaanse immigratiedag een illusie

Op 5 juni wordt door de Hindoestaanse landgenoten groots de dag herdacht, waarop hun voorouders voor de eerste keer voet aan wal zetten in ons land. Ik wil niet als spelbreker optreden of de feestvreugde verpesten. Temeer niet waar mijn Hindoestaanse vrienden bijna de enigen zijn die mij steeds aanmoedigen de samenleving met mijn essays lastig te blijven vallen onder het mom van hen een beetje wijzer te maken. Ik vind het jammer dat ik één van hun illusies moet doorprikken. Ik moet namelijk vraagtekens plaatsen bij de datum van 5 juni. Was het inderdaad zo dat de Hindostanen pas met de Lalla Rookh in ons land aankwamen? Zeer onwaarschijnlijk. Ik wil uitleggen waarom ik dat denk.
De slavernij werd in de Britse gebieden zoals Guyana in 1834 afgeschaft. Wijs geworden door de toestanden op Haïti, waar de voormalige slaven, na hun bevrijding massaal hadden geweigerd nog langer te werken op plantages of waar dan ook, hetgeen de president Jean Boyer in 1823 had genoodzaakt de slavernij praktisch in ere te herstellen met zijn Code rural, besloten de Britse autoriteiten op advies van de gouverneur van Jamaica een soort staatstoezicht in te stellen van vier jaar, dat zij eufemistisch aanduidden als ‘apprenticeship’, in welke periode de slaven zonder vergoeding moesten blijven werken. Deze interim periode moest in staat stellen om arbeiders elders te werven om de suikerindustrie van de totale ondergang te behoeden.
Ene John Gladstone, de vader van de grote liberale staatsman William Gladstone, die twee plantages in Guyana bezat met de typische Nederlandse namen van Vredeshoop en Vredestein besloot Hindostanen te halen uit Mauritius. De eersten kwamen al in mei 1838 aan in ons buurland. Andere plantages zoals Waterloo aangemoedigd door het succes besloten hetzelfde te doen. De plantages in Guyana zijn met een korte onderbreking tot 1917 daarmee doorgegaan. In totaal werden 240.000 Hindostanen geïmporteerd in Guyana. Daarvan keerden 75,000 terug.
Door dit succes aangemoedigd besloot de Nederlandse regering ook tot de import van Hindoestanen over te gaan. Dat ging niet zomaar. De Britse regering eiste vergoeding daarvoor.
Als uitvloeisel van de toezegging van de regering, dat zij de kolonie zou helpen bij de aantrekking van arbeiders ter vervanging van de geëmancipeerde, werd in november 1871 een verdrag met de Britse regering gesloten, het Tweede Sumatra Verdrag geheten, waarvan de bepalingen als volgt luidden:
A) Nederland draagt al zijn bezittingen aan de Goudkust over aan het Verenigd Koninkrijk voor 47000;
B) Nederland draagt al zijn bezittingen aan de kust van India over aan het Verenigd Koninkrijk (voor niets);
C) Nederland mag hiervoor contract arbeiders werven in India. (zie mijn boek: Enige juridische aspecten van de slavernij).
Ik heb niet kunnen achterhalen waarom de Nederlandse regering niet eerder mensen uit Java aantrok, waar zij toch de scepter zwaaide, waarvoor zij niets zou behoeven te betalen en de limiet van vijf jaren dat zij zich had gesteld in de Emancipatiewet overschreed met de keuze van Hindostanen waarvoor zij diende te betalen. Waarom waren de Hollanders bereid te voldoen aan de Britse eisen? De Britten eisten immers allerlei voorzieningen voor hun onderdanen zoals onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg.
De Hollanders waren heer en meester in Indonesië, dat een geweldig reservoir bezat aan goedkope arbeidskrachten, goedkoper dan de Indiërs. Pas in 1917 toen op agitatie van Gandhi de import van Hindostanen werd stopgezet, begon men mensen uit Indonesië aan te trekken.
Is het niet plausibel dat de Hindostanen in het buurland de reputatie hadden gevestigd van harde werkers? Is het niet mogelijk dat Hindostanen in Nickerie het oog op zich hadden gevestigd? Het is toch niet aannemelijk dat Hindostanen vijf en dertig jaar lang ongemerkt in Guyana hun gang konden gaan? De plantagehouders in Guyana zullen toch wel plantages in Nickerie hebben gehad?
Overigens wil ik het land Suriname gelukwensen met de immigratie. Zonder de werkkracht (nee, eerder zonder de ondernemersgeest en de spaarzaamheid ) van de Brits Indische immigranten waren wij er beslist beroerder aan toe geweest dan nu. Ik wil de afstammelingen (of nakomelingen?) complimenteren met hun realiteitszin. Zij beseffen in grote meerderheid dat de Hollanders hen een grote dienst bewezen door hen uit India weg te halen. Hopelijk zal dat besef ook eens tot de Creolen doordringen wanneer ze blijven kijken naar het thuisland van hun voorouders. Als ze elkaar niet uitroeien daar in Afrika doet de natuur dat.
Mr.dr. W.R.W. Donner

error: Kopiëren mag niet!