Op vrijdag 1 mei 2014 is het precies 145 jaar dat de codificatie (wetboeken) in Suriname werd ingevoerd. Wij dachten daarom een duikje in de rechtsgeschiedenis te nemen en dit artikel over de codificatie en hercodificatie in Nederland en Suriname als informatie te presenteren aan de lezers.
Codificatie in Nederland
Uit de codificatiearbeid in Nederland en Suriname blijkt dat zulks niet een eenvoudig juridische taak is. Deskundigen die deze immense job op zich nemen moeten stressbestendig zijn en ook bestand zijn tegen zware kritiek en soms tegen onnodige kritiek. Het is ons bekend dat er veel arbeid vooraf gaat alvorens de rechtsmaterie in een code (wetboek) vervat kan worden. Er wordt ook rechtsvergelijking gemaakt met het recht en rechtssysteem van andere landen. Het is een specialistisch werk waar veel kennis, ervaring en vooral wijsheid voor nodig is. Het codificeren beoogt immers het op deskundige wijze vastleggen en systematiseren van (verbrokkeld) recht in wetboeken ten behoeve van de rechtseenheid en de rechtszekerheid.
Omdat volgens het concordantiebeginsel de Surinaamse wetboeken en wetten zoveel mogelijk in overeenstemming moesten zijn met de Nederlandse regelingen, begint mijn relaas daarom met de Nederlandse codificatie. Ons recht is toch een loot van de Nederlandse stam.
In Nederland heeft men ruim 40 (veertig) jaren, tussen 1798 en 1838, hard gewerkt totdat de wetboeken min of meer naar Franse model tot stand zijn gekomen. De wetgevende arbeid werd aangevangen tijdens de Bataafse Republiek, voortgezet ten tijde van het Koninkrijk Holland en onderbroken door de inlijving bij het Franse Keizerrijk en uiteindelijk voltooid in het Koninkrijk der Nederlanden. Toen op 10 april 1838 in het Staatsblad de Code werd aangekondigd was het codificatieproces voltooid. Hiermede kwam een eind aan de chaotische toestand van wet en recht, want alle gewesten en steden bezaten hun eigen rechten, een mengsel van gewoonterecht, costumen, keuren, privileges, ordonnanties, leenrecht en andere rechten, deels opgetekend en deels slechts mondeling overgeleverd. Ook Suriname heeft deze situatie gekend vóór onze Codificatie in 1869.
Codificatie in Suriname
In Suriname draaide de slavernij op volle toeren, terwijl in andere landen de slavenhandel en de slavernij reeds waren afgeschaft. In Engeland was dat in 1833 en in Frankrijk 1848. Nederland wilde de afschaffing bespoedigen en de totale wetgeving van de West-Indische bezittingen (inclusief de kolonie Suriname) integraal aanpakken en de codificatie snel realiseren. In elk geval het was menens van het bestuur een einde te maken aan de verwarde toestand op het gebied van de wetgeving, die een “waar doolhof van recht” en zelfs een “ware poel van ongerechtigheid” was geworden. Zo werd in 1852 een staatscommissie benoemd om de codificatie voor te bereiden, maar het ging allemaal te traag. Uiteindelijk werd een lid van de staatscommissie, mr. Leonard Metman, benoemd tot Commissaris des Konings speciaal belast met alles wat betrekking had op de invoering ener wetgeving. Op 25 april 1860 kwam hij in Suriname aan en werd er spoedig een aanvang gemaakt met de werkzaamheden. Doch te midden van zijn arbeid stierf Metman vrij onverwacht op 5 oktober 1860. Zijn werk werd toen voortgezet door een commissie van juristen uit Suriname onder voorzitterschap van de procureur-generaal, mr. W. J. Gefken. Terwijl in 1862 de nieuwe wetgeving naar Nederlands model in concept gereed was, werd de mensonterende slavernij op 1 juli 1863 afgeschaft en wel bij Wet van 8 augustus 1862 (GB 1862 no. 4).
De daadwerkelijke invoering van de nieuwe wetgeving liet weer op zich wachten, totdat de Koloniale Staten van Suriname op 29 november 1867 in een motie op een spoedige totstandkoming der wetsontwerpen aandrongen.
Eindelijk werd bij Koninklijk Besluit van 4 september 1868 no. 17 te middernacht op 1 mei 1869 het wettelijk gezag van het Oud-Hollands Recht en Romeins Recht afgeschaft en de nieuwe wetgeving in Suriname (en op Curaçao) ingevoerd. Bij dit KB werden ten aanzien van de onderwerpen die bij de nieuwe wetgeving zijn geregeld, afgeschaft: alle verordeningen, reglementen, publicatiën, ordonnantiën, plakkaten, statuten, costumen, en alle andere regelingen aan welke tevoren kracht van wet was toegekend. Uit deze opsomming krijgt de lezer een indruk van de chaos die toen bestaan heeft. Er werd tevoren recht gesproken op grond van talrijke hier en daar verspreide regelingen, een vermenging van Oud-Hollands met Romeins, Engels en Frans recht.
Op 1 mei 1869 werden dus ingevoerd en traden direct in werking:
1. het Burgerlijk Wetboek;
2. het Wetboek van Koophandel;
3. het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
4. het Wetboek van Strafrecht;
5. het Wetboek van Strafvordering;
6. het Reglement op de inrichting en samenstelling van de rechterlijke macht;
8. de Wet AB;
8. Transitoire bepalingen op het Notarisambt.
Geen moment had de kolonisator zich afgevraagd hoe men deze wetboeken zou kunnen laten voldoen aan de eigen behoeften der Surinaamse bevolking waarvoor zij gingen gelden. Er woonden toen hier de vrijverklaarde slaven, Indianen en andere bevolkingsgroepen die hun eigen zeden en gewoonten hadden behouden.
De hercodificatie in Suriname
In samenspraak met de Nederlandse- en Surinaamse docenten en in aanwezigheid van de rechtenstudenten, werd besloten een symposium te organiseren over “ Suriname en het Nieuw Burgerlijk Wetboek”. Hierbij zouden behalve de studenten ook alle doelgroepen aanwezig moeten zijn! Door onze universiteit met medewerking van de Surinaamse Juristen Vereniging werd op 7 en 8 januari 1993 in Hotel Torarica het symposium over “ Suriname en het Nieuw Burgerlijk Wetboek” gehouden. Na de diverse inleidingen onder leiding van de Symposiumcommissie werd door de aanwezigen een resolutie aangenomen, waarin o.a. aanbevolen werd: “het vermogensrecht van het Nieuw Nederlands Burgerlijk Wetboek na degelijke bestudering over te nemen, terwijl tevens nagegaan zou worden welke andere deelgebieden van het recht, zoals neergelegd in het Surinams Burgerlijk Wetboek en in andere wettelijke regelingen, herziening behoeven in het kader van deze overneming”.
Twaalf jaren na het symposion in Hotel Torarica werd in 2005 door de minister van Justitie en Politie de Commissie Herziening Burgerlijk Wetboek ingesteld.
Binnen door de minister van Justitie en Politie, Ch. Santokhi, vastgestelde termijn heeft deze hardwerkende commissie het ontwerp Sur. Burgerlijk Wetboek gereed gemaakt. Het ontwerp SBW bestaat uit 8 (acht) boeken waarvan de inhoud en de MvT – bij wijze van consultatie – op het internet zijn geplaatst (www.korps-politie-suriname.com). Daarnaast is de inhoud der boeken op CDRom beschikbaar, waarvan exemplaren behalve naar de doelgroepen, ook naar DNA, Staatsraad e.a. zijn toegezonden.
Mr. André Saheblal