Jeugd heeft meer aan gelanceerde kijk

De dag van 25 februari 2014 heeft interessante ontwikkelingen aan ons gepresenteerd. Dat komt voor een deel omdat de verkiezingen al voor de deur staan. Politieke leiders worden soms zenuwachtig, soms krijgen ze meer zelfvertrouwen. De regerende partijen hebben vooral tijdens de eerste regeerperiode nogal een aantrekkingskracht. Op gegeven moment komt iedereen uit de kast, omdat heel vaak voordelen te halen zijn. Er zijn voorbeelden te over van bijvoorbeeld mediawerkers, die na ontkennen toch wel toen de zaak beklonken was uit de kast kwamen. Interessant was het zich openlijk lieren van een aantal NJP’ers aan de NDP door prominent aanwezig te zijn. Eerder is het jongeren kwalijk genomen toen men aangaf dat NDP-gelieerde jongeren bij de NJP-verkiezingen meer ondersteuning hebben gehad en wellicht ook waren voorgetrokken. Nu wordt gesteld dat het moeilijk is voor jongeren om een bestaan in Suriname te hebben zonder partijpolitiek ergens actief te horen. Men zou het niet kunnen laten. De oplossing is bedacht om NJP’ers hun recht op openlijke partijpolitieke betrokkenheid te laten, zolang ze dit niet in negatieve zin laten inwerken op hun werk als NJP’er. Nu rijst wel degelijk de vraag of deze jongeren met hun minimale bagage en kwetsbare maatschappelijke status, in staat zullen zijn om de scheiding tussen partijpolitiek en NJP-belangen van de algemene jeugd te kunnen maken. Als we ervan uitgaan hoe personen met meer levenservaring en meer intellectuele en morele bagage daarmee worstelen, dan weten wij dat zij niet in staat zijn om verantwoord om te gaan met de twee petten. De Revodag zou in het teken hebben gestaan van bevrijding, maar de politieke partijen, waaronder de NDP, handelt niet in lijn met die bevrijdingsgedachte wanneer men NJP’ers bezet houdt door ze in te laten in de partijpolitiek. De zaak van de bevrijding is daarom een zaak van belijden met de mond, omdat het zo mooi is om aan te horen. De NDP kan jongeren niet afhouden van de partij wanneer die zich daartoe zo aangetrokken voelen, maar de partij kan wel aan de jongeren zeggen van ‘houd hoge morele waarden en normen op na’. ‘Bemoei met de partij als je wil, doe politieke scholing op in de partij en help zover als mogelijk, maar verlies je onpartijdigheid en geloofwaardigheid niet. Wees kri-tisch en zet het jeugdwerk op de eerste plaats. Na je NJP-periode kan je op podia gaan staan en actiever de partij dienen. Ik ga je beschermen door je niet prominent de NDP te laten vertegenwoordigen op podia’. De volwassenen binnen de NDP kunnen deze denktrant niet eropna houden en zijn ongeduldig in het plukken van de politieke vruchten. Men is zo verblind met de politiek, dat men het belang van het NJP en de ongestoorde ontwikkeling van de jongeren niet inziet. Het vergt veel discipline en een hoog moraal en dat is moeilijk op te brengen. Zou bijvoorbeeld de VHP wel in staat zijn om zichzelf in toom te houden onder gelijke omstandigheden? De kans lijkt ook hier klein. Met hetgeen tentoon is gesteld, is duidelijk gebleken dat de jeugdinstituten door volwassenen uitgehold en gecorrumpeerd zijn. Voor de regering is een monddode NJP handig, want dat is een koppijn minder. Het zou waarschijnlijk niet veel uitmaken welk kamp in het machtscentrum zou zitten. Wat zeker uit het optreden van de jeugd opviel, was het gebrek aan kennis over onze geschiedenis, waarover o.a. mr. dr. W.R.W. Donner het recent weer heeft gehad. Hij vraagt zich af hoe de macht gepakt kan worden van de onbekwame corrupte oude politiek, om het dan weer aan deze over te dragen. Of was men in de 7 jaar beter geworden of had men zich vergist, vraagt hij zich af. Frappant vindt Donner dat geen van de van corruptie beschuldigde politici werd berecht. Wat hij ook frappant vond, is dat terwijl de vakbondsrechten van de militairen waren vertrapt, zij op de oude voet en zelfs erger voortgingen om deze rechten te vertrappen, zoals blijkt uit bijvoorbeeld het in de as leggen van een vakbondsgebouw en de dood van een vakbondsleider. Ook Donner maakt het punt dat februari 1980 geen revolutie (gedragen en geïnstigeerd door het volk) was maar een coup d’etat, een staatsgreep.
Er is weliswaar geen sprake geweest van een door het volk geleid en uitgevoerd verzet, maar grote delen van de massa zouden wel in eerste instantie positief hebben gereageerd op de machtsovername. Het draagvlak werd verder uitgebreid met bijvoorbeeld de landhervormingsdecreten, ingevoerd in de eerste helft van de jaren ’80, waardoor veel burgers opeens in aanmerking kwamen van een stuk grond (lees: zekerheid) en wel zonder aanzien des persoon. Hetzelfde geldt voor stromend water uit de kraan en sociale zekerheden. Het een praat het ander uiteraard niet goed. Er zijn zeker absolute dieptepunten als maart en december 1982 en de grondige aantasting (soms zelfs vernietiging) van de burgerrechten en vrijheden en de economie, maar er is behoefte aan een gebalanceerde kijk op deze periode van de Surinaamse geschiedenis in plaats van en polariserende benadering. Maar wat krom is, moet niet recht worden gesproken, vandaar dat de standpunten van noch de NDP-kringen noch het NF volledig geloofwaardig en nuttig zijn. Pure wetenschappers moeten er zijn in dit land om vroeg of laat een gebalanceerde kijk te presenteren. Vooralsnog is het muisstil vanuit de burgerij en dat getuigt van een stuk ongewenste passiviteit.

error: Kopiëren mag niet!