Het verschil in leiderschap

Suriname wordt sinds 1948, na het verwerven van haar autonomie, door eigen politieke leiders bestuurd. De overheid heeft vanaf toen eigenlijk al de bevoegdheid gekregen om het land naar eigen inzichten te leiden naar welvaart en welzijn voor land en volk. Het waren voornamelijk de politieke partijen die overwegend etnisch georiënteerd waren en die heel vaak in een gemeenschappelijk verband de regeermacht vormden. Het buitenlandse beleid was echter nog een aangelegenheid van het ex-moederland. Maar sinds het verkrijgen van de staatkundige onafhankelijkheid op 25 november 1975 mag Suriname ook al zijn internationale relaties zelf bepalen. Bij een nadere beschouwing van het gevoerde beleid met betrekking tot een natievorming en de economische ontwikkeling van het land over de afgelopen decennia blijkt daarbij heel duidelijk dat de ijdelheid die bij enkele politieke leiders te merken was de ontwikkeling van Suriname in zekere mate heeft doen stagneren. Door die ijdelheid werden klaarblijkelijk moedwillig heel veel lopende projecten van de voorgaande regering na overname van de regeermacht niet verder uitgevoerd en in feite stopgezet. De Para Industries en een deel van het volkswoningbouwproject zijn daar een duidelijk voorbeeld van. Het is in feite onverstelbaar in deze tijd dat een regering ten behoeve van kantoorruimten een gigantisch gebouw aan de Grote Combeweg, van ongeveer 15 kamers koopt en dat een daarop volgende regering het pand langer dan 10 jaren ongebruikt laat staan om het tenslotte vanwege enorm verval noodzakelijkerwijs te laten slopen. Dit is een duidelijk voorbeeld van vernietiging van have en goed van de Staat door politici. Klaarblijkelijk vergeten de beleidsmakers van dat moment dat zij eigenlijk de politieke verantwoordelijkheid van het land op zich hebben genomen om ontwikkeling, vooruitgang en welvaart te bewerkstelligen voor land en volk. Maar wat wij met dit soort handelingen merken is verre van dat. In plaats van ontwikkeling krijgen wij in feite alleen maar verval en achteruitgang. Het blijkt dat de oude cultuur in de politieke arena bij enkele partijen nog behouden is gebleven; gelukkig is er hier en daar toch nog sprake van vervanging van een paar seniore politici. Dat er een artikel in één der dagbladen verschijnt onder de kop: ’Lackin pronkt met andermans veren’, moet als niet weldenkende actie worden beschouwd van de betrokken politieke partij. Dit is duidelijk nog de denkwijze van de oude politici. Een politieke leider uit die periode, nu wijlen, zei eens op een podium, maar wel in het Surinaams: ‘Wie niet van de partij is, gaat niet eten’. Deze uitspraak is toch enigszins te vergelijken met de kop van het artikel als bovengenoemd. De vraag is of deze uitdrukkingen wel enige waardering verdienen. Hoe moeten wij als burgers, als kiezers, deze vorm van leiderschap beoordelen? Een waarachtige overheid die zich werkelijk heeft voorgenomen te zullen werken voor land en volk moet zeker niet uitgaan van etnische overwegingen en of politieke kleur bij de uitvoering van zijn beleid. Men moet de geschiktheid en de kwaliteit, en vooral de betrouwbaarheid van kandidaten, voorop stellen. Alleen zij kunnen op een adequate wijze invulling geven aan de bijzondere functies om de beleidsplannen en voornemens van de overheid tot uitvoer te brengen. En deze lijn is heel duidelijk te volgen als wij de maatregelen die deze regering tot nog toe aan het treffen is, in beschouwing nemen. Bij voorgaande overheden waren partijgenoten belangrijker dan deskundigheid. Dat de regering adequate ondersteuning heeft verleend aan de sollicitatie van een kwalitatief persoon in een hoge functie binnen de Caricom, nota bene dat de keuze gevallen is op iemand die lid is van een politieke partij die geen deel uitmaakt van de regeermacht, is werkelijk een rationeel besluit welke toe te juichen is. Indien de huidige overheid niet zou meewerken aan de invulling van deze sollicitatie zou zij ongetwijfeld van rancune worden beschuldigd. De visie van de huidige regering met betrekking tot ontwikkelingen van ons geliefd Suriname is tot nog toe gericht op naastenliefde en niet zo zeer op voorkeur voor ras- en of partijgenoten. Het is maar goed ook, want alleen op deze basis kan de armoede in Suriname die gedurende decennia angstvallig is gegroeid, bestreden worden. Een is de leermeester maar wij zijn allen gelijk. Wij gaan toch allemaal terug naar de aardbodem of het nu in een kledingstuk is verpakt of in een metalen kist; het blijft gelijk. Regering ga zo door!
Edward Marbach

error: Kopiëren mag niet!