Kersten meer dan bedrijf

Vanuit de samenleving is ongerustheid geuit over het overdragen van het bekende bedrijf Kersten aan Duitse kopers. De EBG heeft primair religieuze overwegingen als het gaat om de overdracht van deze onderneming. De samenleving van Suriname in zijn algemeenheid heeft historische belangen als het gaat om Kersten. Een aantal individuen heeft een belangrijk deel van hun leven als werknemer en manager doorgebracht als werknemer of leidinggevende. Wat voor ons zwaarwegender lijkt, is het algemeen historisch belang dat Kersten omvat als het gaat om de ontwikkeling van de stad Paramaribo, onze hoofdstad, vanaf de koloniale periode. Het terrein waar Kersten is gevestigd, was een opmerkelijk stuk hoogwaardig onroerend goed dat het hart van Paramaribo hielp vormen en begrensd werd door onuitwisbare straatnamen als de Steenbakkerijstraat, de Zwartenhovenbrugstraat, de Domineestraat en de Maagdenstraat. Een Paramaribo zonder deze straten is ondenkbaar. Kersten is van buiten in grote lijnen onveranderd, in elk geval sinds begin de 20ste eeuw, en was bepalend voor het stadsbeeld. De winkel van Kersten is de grootste geweest tot nu toe. C. Kersten & Co werd in 1768 opgericht door de zakenman-zendeling Cristoph Kersten. In een samenleving waar waarde gehecht zou worden op erfenissen en traditie behoorde een onderneming als Kersten niet ophouden te bestaan. Het zou moeten uitgroeien tot een warenhuis eventueel in samenwerking met Nederlandse warenhuizen, met de nadruk op waarden en normen. De oorsprong van Kersten kan herleid worden naar de plaats Hernhut, een protestantse vestiging (als reactie op religieuze vervolging) in Duitsland die op gegeven moment geen religieuze vluchtelingen mocht/kon aannemen. Hernhut werd door Graaf Ludwig Zinzendorf gesticht en herbergde ook de Herrnhutter Broedergemeente waar een broederschap ontstond tussen de protestanten, die op zich ook de wens zouden hebben om zich anders te profileren dan de andere protestanten. De plaats was een trekpleister in de 17de eeuw en had op een gegeven moment 600 inwoners, waarna de stop werd ingesteld. De stroom bleef aanhouden waardoor de gemeenschap verdeeld moest worden in ‘blijvers’ en ‘trekkers’. De laatsten zouden elders gemeenschappen stichten en eventueel naar afgelegen plaatsen aan de overzijde van de oceaan moeten gaan. Daar dachten de broeders niet alleen vrij te zijn om hun godsdienstige levenswijze naar eigen inzicht voort te zetten, maar zouden zijn bovendien het evangelie kunnen uitdragen onder de ‘arme heidenen’. In 1734 werd besloten tot uitzending van een kleine groep Broeders naar Suriname. Graaf Ludwig Zinzendorf koos deze plek omdat op het vasteland van Zuid-Amerika buiten de Guyana’s er geen andere plek was waar de Spanjaarden en de Portugezen (de fundamentalistische katholieken die de protestanten vervolgden) niet heersten. Zinzendorf had in Nederland gehoord over Suriname en zijn Indianen- en slavenbevolking uit Afrika. Bovendien was het de graaf bekend dat de Geoctrooieerde Sociëteit van Suriname, het bedrijf dat Suriname bezat (inclusief de stad Amsterdam als aandeelhouder), mensen opriep om haar verre bezittingen te gaan koloniseren. Medewerker Spangenberg kwam in Suriname onderhandelen en kon bereiken dat er voldoende land ter beschikking zou zijn om te bewerken en voldoende vrijheid om godsdienst te beleven. In eerste instantie was de bedoeling werken met de Indianen. Dominee Joannes Guijjelmans Kals behoort naar verluidt tot de eerste opmerkelijke personen die hier aankwam met zijn vrouw in de dertiger jaren van de 18de eeuw. De bekeringsdrang van de dominee druiste in tegen de economische plannen van de heren van de sociëteit. Deze dominee typeerde de witte elite in Suriname toentertijd als ‘door alle klassen van de Goddeloosheid doorgegane spitsboeven die om de galg en het rad te ontlopen … naar een van die gewesten hun vlucht moeten nemen’.
Veel zendelingen waren tevens ambachtslieden. Opvallend is dat bij het predikingswerk dat ook gepaard ging met nijverheid veel zendelingen het met hun leven moesten bekopen in de jungle vanwege tropische ziekten. Uiteindelijk werd door Cristoph Kersten het bedrijf Kersten opgericht. De Evangelische Broeder Unit werd de enige aandeelhouder van de op te richten nv. Het bedrijf begon met een pand van enkele meters lang en breed. Kersten had in 1913 al een brandweer, een bakkerij, de hoofdwinkel (met manufacturenwinkel, ijzerhandel, provisiewinkel) en een leerlingentehuis en breidde later uit met een machinehandel. In de latere jaren ontwikkelde het bedrijf, maar door marktontwikkelingen werd veel van de ruimte uitbesteed en krimpte het handelsgedeelte in.
De commerciële ontwikkelingen in het bedrijf zijn een interne aangelegenheid. Kersten zelf heeft voor Suriname historische waarde en het is in het algemeen belang om die historische waarde te behoeden van beschadiging. Kersten kan best wel aangeduid worden als een commercieel monument van nationale waarde. Behoud van Kersten zou door beredeneerd wellicht een zaak van nationale importantie kunnen blijken. Zonder zich in te mengen in interne zaken van bijvoorbeeld de EBG moet de Staat zich beraden hoe in te spelen op situaties waar haar bemiddelende en faciliterende rol noodzakelijk zou kunnen worden.

error: Kopiëren mag niet!