DNA-voorzitter neemt rapport ‘Onderzoek kinderopvanginstellingen’ in ontvangst

De Nationale Assemblee heeft vanuit haar wetgevende, adviserende en controlerende taken, het initiatief genomen om onderzoek te laten verrichten naar de actuele beginsituatie in kinderopvanginstellingen, zowel kinderdagopvang als de residentiële instellingen. De data zullen ook door de DNA worden gebruikt als instrument om de implementatie van relevante wetgeving en het daaraan gerelateerd overheidsbeleid te ondersteunen en te monitoren. Bij de dataverzameling is men bewust op zoek gegaan naar zowel kwantitatieve als kwalitatieve data. Deze zijn verzameld o.a. middels een vragenlijst voor alle kinderopvanginstellingen, een aparte additionele semigestructureerde vragenlijst voor residentiële kinderopvanginstellingen, een lijst met vragen voor alle personeelsleden en alle kinderen in de residentiële opvang etc.
De onderzochte thema’s zijn organisatiemanagement en structuur, beschikbare hulpbronnen (financiële en menselijke), gezondheid en veiligheid van
kinderen, fysieke omgeving, capaciteit van personeel en staf, beleid en procedures, relatie met kinderen en hun families, onderwijsprogramma, pedagogische aspecten, leerontwikkeling en continuïteit van zorg. De groep van respondenten bestond uit leidinggevenden van kinderopvanginstellingen en ook uit sleutelinformanten.
Het onderzoek is landelijk uitgevoerd. Tijdens het veldwerk bleek dat bestaande bestanden van opvanginstellingen voor een groot deel niet meer in overeenstemming waren met de actuele praktijk.
Met het onderzoek is dus ook een recente inventarisatie van alle opvanginstellingen beschikbaar gekomen. Er is van 216 instellingen informatie verzameld, namelijk 164 dagopvanginstellingen en 52 residentiële kinderopvanginstellingen. De meeste opvanginstellingen zijn crèches. Er zijn 101 peuterscholen aangetroffen, waarvan het overgrote deel, 85%, gesitueerd is in Paramaribo en Wanica. Er zijn 3 dagopvanginstellingen voor kinderen met een beperking, die speciaal zijn ingesteld op zorg voor deze specifieke groep kinderen. In een klein aantal reguliere dagopvangverblijven zijn ook enkele kinderen met een geestelijke – of lichamelijke beperking aangetroffen, weliswaar zonder de beschikbaarheid van specialistische zorg. Opvallend is dat het overgrote deel, 69%, van de kinderdagopvanginstellingen behoort tot de categorie ‘Eenmanszaken’.
In slechts 10 dagopvanginstellingen is het management in handen van een religieuze gemeente. De arbeidsomstandigheden voor personeel/kinderwerkers in de kinderopvang laten veel te wensen over. De lonen zijn laag en in veel instellingen zijn ook de secundaire arbeidsvoorwaarden slecht. Voor kinderen met gedragsproblemen en/of andere stoornissen zijn er nauwelijks gedragsdeskundigen beschikbaar. Uit de observaties blijkt dat het behoorlijk schort aan voorzieningen die de gezondheid en veiligheid van de kinderen in de opvang moeten garanderen. Zo blijkt onder andere dat een aantal basis preventieve en eerste hulp voorzieningen in een groot deel van de instellingen ontbreken.
EHBO opgeleid personeel, brandblusapparaten, rookmelders, klamboes (voor babybedjes), beveiligde ramen en stopcontacten ontbreken vrijwel overal. Er zijn een aantal dagverblijven waar kinderen worden opgevangen in geïmproviseerde ruimtes, zoals garages en balkons, met minimale voorzieningen. Ook in de algemene fysieke omgeving (erf) laat de hygiëne in veel gevallen veel te wensen over. Een verontrustende bevinding is dat problematische gezinssituaties, die nauw verband houden met armoede en gebrek aan basisvoorzieningen, zoals huisvesting en sociale beschermingsprogramma’s, door tweederde van de kindertehuizen als belangrijkste reden wordt genoemd voor plaatsing van kinderen. De meeste kinderen zijn niet in tehuizen, omdat ze geen ouders hebben, maar omdat ouders vanwege structurele barrières de zorg niet adequaat kunnen uitvoeren.
Naast armoede gerelateerde redenen vormen ook seksueel misbruik en andere vormen van kindermishandeling belangrijke redenen voor uithuisplaatsing. Voorts blijkt dat kinderen op jonge leeftijd (0-4jaar) al in kindertehuizen worden geplaatst, terwijl in veel tehuizen de meeste kinderen langer dan 5 jaar verblijven met relatief weinig kans op uitstroming. Dit zijn slechts enkele van de bevindingen die in het rapport zijn opgenomen. Er is momenteel een presidentiele Task Force, onder leiding van drs. Eddy Jozefzoon, druk doende verbetering te brengen in deze situatie. De subsidie naar de opvanginstellingen welke in eerste ronde is uitbetaald, zal danig worden aangepast. Natuurlijk zullen dan de eisen aangescherpt worden.

error: Kopiëren mag niet!