Inefficiëntie en corruptie verlammen concurrentievermogen

Ons land boekt op een aantal fronten vooruitgang, maar relatief zijn die sprongen voorwaarts niet groot genoeg, omdat andere met een grotere snelheid hun progressie ter hand nemen. Het concurrentievermogen waarmee ons land worstelt heeft daarmee te maken, het relatieve. Vooruitgang boeken en de economie en de samenleving aanpassen is niet voldoende. Belangrijk is dat wij letten op de snelheid waarmee wij zaken realiseren in Suriname. In Suriname hebben wij de gewoonte om na elke progressie een feest te vieren en dan een tijd niks te doen. Het besef moet bij ons gaan groeien dat vooruitgaan altijd beoordeeld moet worden in relatie tot de vorderingen die andere landen maken. De Global Competitiveness Index geeft jaarlijks een relatief goed beeld hoe wij relatief vooruitgang hebben geboekt en of onze vorderingen om mondiaal niveau enige impact gaat maken. Overall hebben in het Global Competitiveness Report over 2013-2014 wel een vooruitgang geboekt overall van 114 (uit 144 landen) naar 106 (uit 148 landen). Opmerkelijk is dat in vergelijking met rapport van vorig jaar de problematische factoren van inefficiënte overheidsbureaucratie, corruptie en gebrekkige toegang tot financiering zijn gebleven in de top 3. Uit de procentuele scores blijkt dat deze probleemfactoren voor verhoging van het concurrentievermogen alleen maar groter is geworden. Inefficiëntie en corruptie worden met ca 2% meer als een probleem ervaren en de gebrekkige toegang tot financiering met zelfs ca 10%. Met betrekking tot de inefficiëntie bij de overheid merken wij dat er geen programma’s zijn uitgevoerd op dit gebied. Die inefficiëntie zou te maken kunnen hebben met het verband tussen de omvang van het overheidsapparaat, de capaciteit van het apparaat en de output. Het is bekend dat het ambtenarenapparaat steeds uitdijt en dat daarmee de capaciteit niet navenant toeneemt vanwege de kwaliteit van de nieuwe ambtenaren in termen van opleiding. Verweven met de overheidsefficientie is het punt van de corruptie. Bekend is dat van een heel sterk en hoopgevend statement door de president, we nu gegroeid zijn naar een moment dat de president in nationaal verband het woord ‘corruptie’ niet meer in de mond neemt. Hij schijnt een intern strijd op alle niveaus te hebben verloren. Het stuk van de financiering is niet onterecht een probleempunt dat steeds meer het concurrentievermogen van onze economie in de weg staat. Er zijn geen overheidsprogramma’s waarmee de regering de financiële instellingen aansteekt om bijvoorbeeld bepaalde investeringen te faciliteren.
Opmerkelijk is ook dat probleemfactoren die als minder ernstig werden ervaren voor het ontwikkelen van het concurrentievermogen, in het laatste jaren als grotere probleemfactoren worden opgevat. Het rapport noemt inadequaat getrainde beroepsbevolking. De fase waarin de economie verkeert kan maken dat een gebrek aan getrainde werkkrachten echt duidelijk voelbaar wordt. We hebben het in ons land bijvoorbeeld over technische werkers die bijvoorbeeld nodig zijn bij de uitbreidingen die plaats vinden en nog in de planning zijn in de mining sector. We denken aan de aangekondigde import van arbeiders voor de bouw en constructie en voor de landbouw. Als een groter probleemfactor wordt nu ook ervaren een slechte werkethiek op de arbeidsmarkt. Dit houdt kennelijk in dat onze arbeiders geen prestatiegerichte attitude hebben en bijvoorbeeld veel tijd willen verliezen in het praten van tori’s, het gaan naar de winkel, het roken van sigaretten of het ‘chanten’ van een dame. Op tijd komen, disciplinair schaften en rekening houden met de gezagsstructuren zouden ook problemen kunnen zijn evenals het opvolgen van instructies. Wat zich ook meer laat gevoelen als een probleemfactor is inadequaat infrastructuur. Dit is er meestal wanneer opkomst (uitbreiding) van ondernemerschap gehinderd wordt door deze factor. Ook een gebrekkige capaciteit om te innoveren is een bottleneck en in dit kader is in het rapport aangegeven dat Adek en het bedrijfsleven relatief minder zijn gaan samenwerken.
Opmerkelijk is dat bij de categorie instituten – die een belangrijke rol vervullen bij het faciliteren van het concurrentievermogen – het vertrouwen van het publiek in politici in vergelijking met het voorlaatste rapport afgenomen van plaats 110 naar 119 is gedaald. Dat zou te maken kunnen hebben met de beloften die politici doen o.a. ten aanzien van de productiesector en ondernemerschap en deze niet nakomen. Uit het rapport blijkt ook dat wij geen progressie hebben geboekt op het gebied van betalingen van steekpenningen. Het geloof in een onafhankelijke rechterlijke macht is ook met 3 plaatsen afgenomen. Er vindt relatief meer favoritisme plaats bij de besluitvorming door ambtenaren. De overheid is nu meer verkwistend en daalde op dit punt van een plaats nummer 84 naar 94. De transparantie in de formulering van het overheidsbeleid is ook afgenomen: van 121 naar 128 op de lijst. Het ethisch gedrag is in vergelijking met het voorgaande rapport ook niet erop vooruit gegaan; we zakten met 10 punten van 83 naar 94.
De GCI houdt ons elk jaar een spiegel voor. De indruk bestond sterk dat wij van de gehate cijfers die het aantal procedures en dagen dat nodig zijn om een business te starten, zouden afkomen. Het blijkt dat deze constant blijven en dat wij daardoor, door de progressie van andere landen, blijven zakken op de lijst. Het rapport dient weer eens als maatstaf voor de regering en de maatschappelijke groepen om maatregelen te treffen om het concurrentievermogen op te krikken. Weer eens blijkt dat corruptie een groot probleem is.

error: Kopiëren mag niet!