De oude koeien oftewel de harmonische Surinaamse samenleving?

Een deel van de bevolking in Suriname wil zichzelf voor de gek houden en het mooie is dat dit mag in een democratische rechtsstaat waarin wij leven. De recente dagen is er ophef ontstaan over een lied, waarin de tekstschrijvers in het meest positieve geval een poging hebben gewaagd om een etnisch getint maatschappelijk vraagstuk aan de orde te brengen. Waar zou het om moeten gaan als we uitgaan van het meest gunstig motief van de tekstschrijver? Wij moeten uit het lied begrijpen dat een bepaalde etnische groep nog steeds neerkijkt op leden van een andere etnische groep en dochters niet graag in die kringen heeft. Wij moeten begrijpen dat ondanks dit, vrouwen/meisjes uit die discriminerende groep toch verliefd raken op de mannen van de groep waarop neergekeken wordt. We halen uit de tekst ook dat de ouders/grootouders uit de discriminerende groep wel overstag gaan met de keuze van hun dochter als er 10 koeien en een Zundap-bromfiets althans materiële middelen (nu door de tekstschrijvers geschat op ongeveer SRD 35.000 – 40.000) geschonken word(t)en. Wat ook moet blijken uit de tekst is dat het suïcideprobleem in de groep die discrimineert te maken zou hebben met dit soort ‘verboden liefdes’, die niet geaccepteerd worden of hoge eisen die niet gemakkelijk uit te voeren of onrechtvaardig zijn. Wat wij ook moeten afleiden, is dat de taal die door de groep gebezigd wordt, waarbij elk familielid anders wordt aangeduid, een aanleiding kan zijn voor het voortbestaan van de problematiek die men wil aankaarten. Concreet horen wij ook dat mensen uit ‘bus’kondre’ in de discriminerende groep aangeduid worden als ‘kafri’. Om het kind bij de naam te noemen in onze harmonische samenleving: de discriminerende groep zijn de Hindoestanen c.q. Hindoestaanse /(groot)ouders en de groep die het slachtoffer is (nog steeds) de ‘bus’kondre’ mensen althans kafri’s. Voor alle duidelijkheid moet gezegd worden dat in het Sarnami voor zover wij hebben geverifieerd geen ander woord bestaat dan ‘kafri’ voor de stadscreool. In officiële gelegenheden wordt ‘Creool bhai’ (Creoolse broeder) gebruikt en de vraag is in hoeverre deze aanduiding in het dagelijkse Sarnami taalgebruik te hanteren is. Ten tweede wordt opgemerkt dat mensen uit ‘bus’kondre’ niet als ‘kafri’, maar door de bank als ‘djoeka’ worden aangeduid. In officiële aangelegenheden wordt de uitdrukking ‘Janglee of Marron log/bhai’ (mensen/broeders uit de jungle of Marron-broeder) gebruikt. Ook hier rijst de vraag of de langere officiële versie in het dagelijks spraakgebruik te hanteren is.
Het zou volgens de liefhebbers van het lied over de 10 koeien gaan om ‘de realiteit’. Wat is de realiteit nu eigenlijk? De maatschappelijke ontwikkeling in voormalig agrarische kringen moet niet worden onderschat. Onderwijs en ondernemerschap hebben daarvoor gezorgd. Desalniettemin zijn deze groepen niet gestript van hun cultuur en geloof door de kolonisatoren, zoals dat gebeurd is met de slaven die nu hun echte naam, hun taal, hun religie en hun cultuur totaal kwijt zijn en volgens sommigen tot in hun ziel zijn gekrenkt. Een zekere jaloezie op dit vlak zou te begrijpen zijn. Inmiddels zijn geregelde huwelijken gedecimeerd tot een minimum. De keuzes worden nu door de meisjes zelf gemaakt en ouders zijn niet onverschillig daarover, gewoon omdat ze altijd als vader en moeder aanwezig zijn in het gezin. Veel kritiek op de keuze komt van vaders en dat komt omdat vaders in deze gezinnen aanwezig zijn en gewend zijn ook de leiding te nemen. Deze aanwezigheid gedurende tientallen jaren trouw in het gezin komt niet zo vaak voor bij de groep die klaagt, getuige het probleem van de eenoudergezinnen waar onze Juspol-minister het vaak over heeft. Aanwezige vaders zullen altijd argwanend zijn tegen elke jongeman die aan het firmament verschijnt, zelfs in westerse samenlevingen en dat geldt in meerdere mate voor mannen die niet gemakkelijk te doorgronden zijn. Met betrekking tot dit laatste moet toch wel onderkend worden dat in de kring, waarvoor de indruk gewekt wordt dat ze discrimineren, bij de meisjes/vrouwen zelf de klagende mannen die zich ‘kafri’ etc.. noemen, onderaan op de ladder voorkomen. Bij ouders zijn mannen uit deze groepen niet geliefd, in tegenstelling tot bijvoorbeeld boeroe’s en licht gekleurde dogla’s. Dat komt door een aantal factoren. Ouders kijken in Suriname zeker naar het vermogen van mannen om duurzaam een gezin in stand te kunnen houden en te onderhouden. We weten uit de statistieken dat Marrons oververtegenwoordigd zijn in gewelddadige criminaliteit en op de arbeidsmarkt nog terrein hebben om te winnen. Demografisch bekeken gaat het verhaal in zekere mate ook op voor de stadscreool. Kortom het imago van deze groepen als gezinsman en als onderhouder van gezinnen is, terecht of onterecht, nog slecht. Cultureel zijn er bovendien nog grote verschillen, ook wat betreft levenshouding, levenswijze en prioriteiten. De tekst van het onderhavige lied doet ons geloven dat verboden liefdes een belangrijke oorzaak zijn van zelfmoorden en dat is bij een beschouwing niet het geval. De vraag rijst ook waarom men zo’n punt moet maken van interraciale relaties. Het is gebleken dat de man bepaalt wat er terechtkomt van de relatie. De indruk bestaat dat de mannen uit een groep via muziek zich groter willen voordoen dan ze ooit zijn geweest. Het lied wekt ook de indruk dat dochters in Suriname worden verkocht eventueel aan de hoogste bieder. Waarom de tekstschrijvers het nodig vinden om deze niet in Suriname bestaande praktijken aan te halen, is onduidelijk. Een punt dat het lied naar voren brengt, is dat van discriminatie. Wordt er neergekeken door de ene groep op de andere en wordt er onderscheid gemaakt? Daarover moet er een onderzoek komen en wij achten dat niet uitgesloten. Naar de dieper liggende oorzaken moet dan ook worden gekeken. Onderscheid puur op basis van huidskleur of etniciteit moeten wij als samenleving afwijzen. Interessant in het lied is een stereotyperende Hindoestaans accent. Wat daarvan de bedoeling is, weten wij ook niet.
Al met al is het liedje interessant en het is goed dat Surinaamse burgers dit soort teksten schrijven en het ook nog publiekelijk willen presenteren. Het is goed omdat het inzage geeft in het denken van groepen mensen in de Surinaamse samenleving. De tegenreactie is ook heel interessant en geeft inzage hoe een ander deel denkt over de percepties van het andere deel. Wat de realiteit is, is dat er nu eenmaal bemoeienis van ouders zal bestaan totdat men door acculturatie andere manieren aanleert en de mannen in die groep ook zorgen voor eenoudergezinnen. De realiteit is dat een groep mannen in Suriname in een bepaalde kring gewoon niet tot de ideale schoonzoon worden gerekend. En de realiteit is ook dat er vanuit de muziekwereld van één kant wordt bestookt, waarbij men niet verder komt dan namen als ‘Rubia’, ‘Sheila’ en ‘Sharmila’. De man heeft immers nooit een naam. Dit verraadt wat het achterliggende onderzoek en het aanwezige inzicht zijn bij de tekstschrijvers. Bovendien, het lied heeft als het gaat om het veranderen van de suïcidesituatie geen nut: de groep waar dit fenomeen voorkomt, luistert niet naar radiostations die deze liederen draaien. Ten slotte, een lied waarin men een bepaalde bevolkingsgroep letterlijk napraat wordt altijd als intimiderend en provocerend ervaren. Wat de bedoeling van dit lied wel is, laten wij over aan de luisteraars en de lezers.

error: Kopiëren mag niet!