Vorming weer terug op de politieke agenda? ( deel 2 / slot )

Onze maatschappij ondergaat een waardencrisis. Hoeveel talent gaat niet verloren door gebrek aan kwaliteit van ouders, onderwijsgevenden  en het opgroeien in ongunstige buurten. Het is de hoogste tijd om samen met de jongere generatie sociaal verantwoorde levensvaardigheden te ontwikkelen. Veel van het moreel verval en verlaging van normen en waarden in onze samenleving hebben impact op de ontwikkelingen in de samenleving en hebben hun weerslag op het gedrag van leerlingen en studenten.  Wat in de maatschappij gebeurt heeft zijn weerspiegeling in het onderwijs. Wat is er mis met de combinatie van vorming, opvoeding en leren in ons onderwijs?
 
De complexe, pluriforme en dynamische samenleving stelt hoge eisen aan jongeren, zowel aan hun persoonlijkheid als aan hun functioneren in sociaal-maatschappelijk en beroepsmatig opzicht. Vorming bereidt hen daarop voor. Het is belangrijk bij vorming recht te doen aan zowel het individuele perspectief als aan het belang van gemeenschappen en tradities. Leerlingen en studenten moeten leren zelfstandig te denken, zelf te kiezen en zich daarover te verantwoorden. Zij moeten ruimte krijgen om zich op een eigen manier te gaan verhouden tot wat wordt aangereikt (het individuele perspectief). Maar ook geldt dat vorming niet ‘vanuit het niets’ kan plaatsvinden. Een leerling of student kan zich alleen vormen wanneer hij iets krijgt aangereikt van anderen (de cultuur, de samenleving). Vorming veronderstelt een volwassen generatie die een voorgegeven traditie en moraal representeert, deze verantwoordt en erover in gesprek gaat (het gemeenschappelijke perspectief). Leraren en docenten kunnen zich meer bewust worden van hun rol in vorming en kunnen systematischer aandacht besteden aan vorming.
Scholen (schoolleiders) en lerarenopleidingen kunnen ze daarin gerichter ondersteunen. Ook de overheid – in de persoon van de minister van onderwijs – kan regelmatig het belang van vorming onderstrepen. Zo wordt voorkomen dat vorming vrijblijvend is of te veel afhankelijk wordt van de individuele leraar. Om zich te kunnen vormen hebben kinderen en jongeren anderen nodig, waaronder leraren, die kennis aanreiken en deskundigheid tonen en die bepaalde waarden en idealen in hun handelen laten zien. Leraren en docenten vervullen daarmee een belangrijke voorbeeldrol voor leerlingen en studenten. Juist in de persoon van de leraar komen de beide aspecten van vorming, oriëntatie en zingeving, samen.
Vorming is kennisoverdracht in brede zin, dat wil zeggen kinderen en jongeren laten kennisnemen van alles wat aan kennis en tradities in de samenleving is opgebouwd.
Ik adviseer de pedagogische instituten (PI’s) en lerarenopleidingen meer aandacht te schenken aan vier bekwaamheden in het curriculum van de aanstaande leerkracht, die nodig zijn voor een goede invulling van de vormende taak: 1) vakinhoudelijk en pedagogisch-didactisch bekwaam zijn; 2) sociaal en pedagogisch betrokken zijn bij leerlingen/ studenten; 3) vormingsgericht zijn; en 4) geïnspireerd zijn en zich blijven ontwikkelen.
PI’s moeten hun rol onderkennen bij vorming en ontwikkel gevoel voor vormende mogelijkheden in onderwijssituaties. Schenk aandacht aan vier bekwaamheden. De centrale rol van de leraar bij vorming stelt hoge eisen aan de beroepsgroep. De leraar moet zich kunnen presenteren als iemand die zelf gevormd is, in vakkennis en deskundigheid, maar
ook als persoon.
Met het oog op coherentie in onderwijsbeleid ben ik van mening dat de inzet van scholen op het
gebied van vorming en de sociale opbrengsten van onderwijs beschouwd dient te worden als
aspect van kwaliteit. Vorming is dan één van de indicatoren waarmee scholen hun onderwijskwaliteit in beeld brengen en zich vergelijken met andere scholen. Voor onze scholen en instellingen gaat het om de  zorg voor visie, betrokkenheid, tijd en ruimte. Op dit moment gaat veel aandacht uit naar kennis en vaardigheden die nodig zijn voor economisch succesvol functioneren. Deze kennis en vaardigheden zijn belangrijk, maar scholen zouden leraren ook in staat moeten stellen hun vormende rol goed te vervullen. Dat begint met goed nadenken over de vraag wat de school/instelling wil met zijn onderwijs en welke waarden voor de school/instelling centraal staan: wat willen we leerlingen/studenten bieden aan oriëntatie en zingeving?
Elk kind heeft recht op een goede opvoeding. Aankomende ouders dienen een opvoedcursus te volgen. Naast ouders  zijn de school en de buurt ook belangrijk voor de vorming van het kind en de burger. Vorming is een wettelijke taak van het onderwijs, die leraren en ouders belangrijk vinden. Meer aandacht hiervoor stelt kinderen en jongeren in staat te komen tot oriëntatie en zingeving, waardoor zij zich staande kunnen houden in de huidige dynamische en pluriforme samenleving die veel van hen vraagt en waarin ze veel keuzes hebben. Er is in het onderwijsaanbod in Suriname  meer aandacht nodig voor vakgebieden als natuurwetenschappen, maatschappijwetenschappen, filosofie, geschiedenis, godsdienst/levensbeschouwing en culturele vorming. Is dit haalbaar gezien de toch al volle onderwijsprogramma’s? Is dit haalbaar in het huidige tijdsgewricht met een sterk accent op de kernvakken Nederlands/ taal en rekenen/wiskunde? Zou deze extra aandacht moeten gelden voor alle opleidingen, dus zowel voor beroepsvoorbereidend als voor algemeen vormend onderwijs?
Voor de minister is van belang het benadrukken , dat eigentijdse vorming en kennisoverdracht bij elkaar horen. De minister kan het belang van een eigentijdse invulling van vorming regelmatig onderstrepen.
DNA als hoogste college zou op korte termijn een debat  moeten organiseren over vorming. Dit met de nodige passie zoals men kan debatteren over de gouddeals.
Vorming is geen thema dat met een aantal aanbevelingen afdoende onder de aandacht is gebracht. De samenleving wil vorming in onderwijs nadrukkelijk op de maatschappelijke agenda plaatsen van de beleidsmakers, de scholen en instellingen en de samenleving als geheel.
 
Henry R.  Ori
 
 

error: Kopiëren mag niet!