Toekomst Petrocaribe op helling?

Terwijl de continuïteit van de Petrocaribe-deal thans onderhevig is aan speculaties, kan geconcludeerd worden dat Suriname er niet veel aan heeft gehad. Onze dwangmatige door de politiek ingegeven participatie door daadwerkelijk olie te laten halen in 2012 leek meer een bewijs van loyaliteit en vriendschap te zijn aan president Chavez van Venezuela. Het is nog niet bewezen of aannemelijk gemaakt dat met de Petrocaribe-deal daadwerkelijk Surinaamse noden zijn verlicht zoals die met betrekking tot de drukkende brandstofkosten (in de productie). Regionaal wordt druk gespeculeerd welke toekomst de Petrocaribe-deal, waartoe ook Suriname hoort,  is beschoren nu president Hugo Chavez van Venezuela danig sukkelt met een chronische aandoening. De vrees bestaat dat dit middel van het Venezolaans regionaal buitenlands beleid de kans loopt in elkaar te storten. De grote verliezers zullen de landen zijn die verslaafd zijn aan de Venezolaanse olie. Onduidelijk is of Suriname ook tot die landen behoort. Suriname heeft heel lang gedraald om uitvoering te geven aan de mogelijkheden die er uit deze deal voortvloeien. De concern bij de politieke constellatie was terecht de zogenaamde imperialistische drang van Venezuela met als groot trekmiddel de Venezolaanse olie. Trinidad en Barbados hebben vanuit de zelfde overwegingen noch in de Alba noch in de Petrocaribe geparticipeerd. De eerste lading olie uit Venezuela was ongeveer een jaar geleden in januari 2012 op de Surinaamse haven. Echter zijn goedkopere olie en kunstmest onhaalbare zaken gebleken. We hebben nu wel een extra importeur van kunstmest, maar volgens de boeren nog geen goedkope kunstmest. De Petrocaribe en de Alba zijn al geruime tijd de meest voorname politieke instrumenten geweest van het Venezolaanse buitenlands beleid. In analyses van Chavez ‘Pan-Amerikaanse’ politiek, waarin hij zowel de Latijns Amerikaanse landen als de Zuid-Amerikaanse landen wil betrekken, worden het meegaan van Suriname (en Guyana) met de Unasur als belangrijk gezien. Venezuela zag zichzelf al geruime tijd als de verbinding tussen het Caribisch Gebied en het achterland Zuid Amerika. Surinaamse politici plegen dit ook te zeggen, dus in dat opzicht concurreren we met de Venezolanen die niet alleen praten, maar ook doen. Tijdens de presidentschappen van Rafael Caldera en Carlos Andres Perez (resp. 1969 – 1974 en 1974 – 1975) was de Caribbean al van belang en was olie al een middel om banden aan te halen. In de jaren ’80 werd de San Jose Agreement gesloten en werd olie officieel vastgelegd als middel van de diplomatie. Toen Chavez in 1999 aantrad, deed zich een aanmerkelijke verandering voor in het Venezolaans buitenlands beleid. De nadruk kwam nu te liggen op een regionaal anti-Amerika blok met Venezuela aan het hoofd en Venezolaanse olie als bindmiddel. In 2004 werd de Alba opgericht, met twee leden (Venezuela en Cuba)  als een politieke samenwerkingsstrategie van Venezuela. Landen konden ongestoord lid zijn van Caricom en de ACP en in de Alba zitten. De militaire benadering van veiligheidsvraagstukken echter was de oorzaak dat een aantal Caribische landen niet volledig meedoet. In een analyse van 2011 werd aangegeven dat Alba er alleen was voor de retoriek van Venezuela tegen de USA. Men staafde dit in 2011 dat sinds het laatste lidmaatschap in 2009 (Antigua en Ecuador) geen andere landen zich aan de organisatie committeerden. In februari 2012 werd Suriname (naast Sint Lucia) echter toegelaten als gastland. De anti-Amerikaanse retoriek vindt geen toegang tot de Caribische landen. Opmerkelijk is dat onze president in zijn eerste optreden in de VN wel leek beïnvloed te zijn door de Venezolaanse gevoelens met betrekking tot Amerika en de Cubaanse sancties. Puur Caribische en ook Surinaamse problemen als georganiseerde misdaad, criminaliteit, wapensmokkel, drugssmokkel, klimaatsverandering en hiv/aids hebben geen plaats op de Alba-agenda. De Alba focust zich voornamelijk op Cuba, Haïti (omdat daar een USA militaire konvooi zit) en het Alba-Caribe Fund. Dit laatste richt zich op sociale projecten o.a. betreffende gezondheid, drinkwater, huisvesting en landbouw, gebieden die relevant zijn voor Suriname. Tussen 2005 en 2008 waren 69 sociale projecten in 9 Caribische landen uitgevoerd. Alba’s betrokkenheid in deze zaken in Suriname is nog niet te merken. In de meest belangrijkste projecten van Alba had Suriname geen voordeel. Het gaat om de invoering van de gemeenschappelijke munt Sucre (Bolivia, Ecuador, Cuba, Venezuela), de Alba Bank, Alba Food (agrifood) en telecom-project Telesur (met Cuba als enig Caribisch land). Aan de Petrocaribe (2005) doen  mee o.a. de landen Antigua, The Bahamas, Belize, Cuba, Dominica, Grenada, Guatemala, Guyana, Haïti, Honduras, Jamaica, Nicaragua, the Dominican Republic, St Kitts, St Vincent, St Lucia en Suriname. Petrocaribe wordt gezien als een instrument van de Alba. Onder dit programma wordt (ruwe) olie aan de landen verstrekt op basis van een subsidie en soepele langdurige (25 jaar) aflossingen en rente (1-2%). Suriname neemt ruwe olie voor zijn raffinaderij. Olie is echter niet goedkoper geworden.  Met name Barbados heeft bezwaar tegen Petrocaribe, omdat dit programma alleen maar ervoor zorgt dat de buitenlandse schuld van de kleine economieën oploopt en op den duur onaflosbaar wordt. Hoeveel is onze schuld nu al met Petrocaribe en welk deel is dit van de totale buitenlandse schuld?  Het Venezolaans (staats)oliebedrijf PDVSA is de grootste schuldeiser geworden van landen als Bolivia, Paraguay, Uruguay en Nicaragua en in onze Caribische regio van zelfs Jamaica en Guyana. Landen hebben al uitstel van betaling en kwijtschelding van de schuld aan Chavez gevraagd tijdens staatshoofdenmeetings. In de Caribbean zijn de gevallen van buurland Guyana en Dominicaans Republiek het ergst. Suriname accumuleert ook een schuld zijnde steeds 40% dat niet binnen 90 dagen moet worden betaald, maar waarvan de afbetaling uitgesmeerd wordt over 20 jaar. In januari 2012 zei Buza-minister Lackin dat Suriname als enig Petrocaribe-land met Venezuela een fonds zou vormen. Met dit geld zou de productiesector worden ondersteund, hoofdzakelijk landbouw. Lackin zei dat het sociaal akkoord van de president met dit fonds zal worden uitgevoerd. Tot nog toe is niet gezegd dat de regering het sociaal akkoord ontvouwt met deze middelen. Met de onzekere politieke toekomst in termen van het Venezolaans leiderschap zou de Petrocaribe-deal mogelijk in elkaar kunnen storten. Suriname moet nagaan hoe groot en of er überhaupt een verslaving is aan de Venezolaanse olie. Daarna is het tijd voor een plan B. Aanbevolen wordt om meer te kijken in de richting van BRICS-land Brazilië.

error: Kopiëren mag niet!