Attitude ‘mi n’e bemoei’ kost levens

Daags terug vond een werkgeefster van een moordslachtoffer een recent geval van huiselijk geweld, kennelijk gedreven door gewetensproblemen, het noodzakelijk om zich te bewegen naar een goed beluisterd middagprogramma op de staatsradiozender. Haar doel was om zich uit te laten over het incident waarin haar voormalige werkneemster het leven liet. De samenleving en de verantwoordelijke autoriteiten moeten de dame in kwestie dankbaar zijn, omdat zij door haar feilbaar en onfeilbaar gedrag ons een spiegel heeft voorgehouden hoe het niet moet en enigszins ook hoe het moet. Het heeft ons geconfronteerd met de laakbare houding die wij als burgerij aan de dag leggen en de egoïstische afwegingen die wij maken, met onze prioriteiten als mens. Het optreden van deze werkgeefster heeft een inzicht verschaft hoe mechanismen die preventief kunnen en zelfs moeten werken, falen in dit land. In de eerste plaats begon de mevrouw met het verklaren van het gedrag van de dader door te impliceren dat in relaties waarin bepaalde mannen van een bepaalde etnische afkomst (hier: Hindostanen) betrokken zijn, een verhoogd risico aanwezig is richting de vrouwelijke partner als het gaat om huiselijk geweld. De  presentator remde de vrouw terecht, te meer daar cijfers die de zaak min of meer zouden kunnen ondersteunen nog niet bekend zijn bij het publiek. Maar de mevrouw raakte wel een snaar, waarvoor onderzoekers die oplossingsmodellen moeten aandragen gevoelig moeten zijn en ook beleidsmakers die op grond van deze objectieve onderzoeken, beleid moeten gaan formuleren en implementeren. Het is best wel mogelijk dat in het geval van huiselijk geweld, waarbij de vrouw het slachtoffer is, een bepaalde etnische groep, afgezet tegen de bevolkingssamenstelling, meer betrokken is dan andere groepen, of overwegend voorkomen als dader. Hier moet dan onderzocht worden hoe dat komt en of er culturele aspecten zijn die stimulerend werken op het agressief gedrag. Het kan ook te maken hebben met de vervaging van normen en waarden in een groep en vervreemding van de eigen religie misschien of een sterk geërodeerde positie van geestelijken. Het cultureel aspect moet inderdaad bekeken worden, bijvoorbeeld wanneer zou blijken dat bepaalde personen heel zwaar tillen aan bepaalde relaties en niet ervan uitgaan dat na de ene relatie een andere kan volgen. Uit een onderzoek kan blijken dat in bepaalde groepen meer ‘ex’-vriendjes en vriendinnetjes voorkomen dan in de andere.
Opvallend was overigens dat de werkgeefster aangaf dat ze zelf ook klappen heeft moeten incasseren omdat ze de gewoonte heeft luidop te praten. Om klappen te voorkomen, heeft ze geleerd haar spraakgebruik en –wijze aan te passen. Alhoewel de mevrouw hier als werkgeefster optrad en als medemens, blijkt dus dat deze mevrouw ook risico’s loopt. Want als ze een keertje weer zichzelf is en met stemverheffing in discussie gaat, kan er weer wat gaan zwaaien.
De werkgeefster gaf aan dat ze niets te maken wilde hebben met de man die de moord en zelfmoord heeft begaan, wel dat ze gecommuniceerd heeft om hem te ‘bedreigen’ om te stoppen. Werkgevers in Suriname zeggen vaker over te willen stappen van de traditionele ‘personeelszaken’ naar de meer moderne ‘human resource management’. Aan de andere blijven de werkgevers toch zeggen dat ze niks te maken hebben met de thuissituatie van werknemers. Dat is op zich contradictoir. Als wij ons niet vergissen dan is bij de laatste benadering het op den duur niet vol te houden dat er niet ‘bemoeit’ wordt met de thuissituatie. Van een natuurlijke persoon als werkgeefster is het misschien teveel gevraagd om rekening te houden met de thuissituatie en begeleidend op te treden, maar grotere werkgevers moeten hier een les leren. De mishandeling was bekend wij de werkgeefster. En wat eigenlijk het meest laakbaar is geweest in de houding van de werkgever is de thans wijd verbreid voorkomende attitude van ‘mi n’e bemoei’. Deze ‘mi n’e bemoei’ houding is een asociale houding die steeds meer ingang vindt in Surinaamse buurten en families. Deze modernisering en individualisering van de Surinaamse mens is geen vooruitgang van de Surinaamse samenleving.
 
Heel kwalijk is ook de overweging die de mevrouw had om niet te bemoeien. De werkgeefster moest kiezen tussen mogelijke oplossing van het geweld in combinatie met een vertrek van de werkneemster en voortduring van de situatie in combinatie van een gegarandeerde dienstverlening door de werknemer. De werkgeefster zei zelf dat ze niet teveel wilde bemoeien, want dat kon ertoe leiden dat haar werkneemster bij haar weg zou gaan. Dan zou zij in de puree komen te zitten, dus liever de andere dan zij. Dat is ook asociaal, omdat het leven van een persoon en behoud van een werkneemster helemaal niet tegen elkaar opwegen. Dit soort afwegingen worden de laatste tijd heel vaak gemaakt. Familieleden en buurtgenoten spreken elkaar niet meer aan ‘anders wordt hij/zij boos en komt hij/zij niet meer op mijn feest’. Het relaas van de werkgeefster heeft ons doen beseffen dat de asociale houding te ver is doorgedrongen in alle sectoren van onze samenleving.
Het punt dat de werkgeefster persoonlijk wilde maken, is overigens ook geheel terecht. Er zou volgens haar een onmogelijkheid zijn om als politie preventief te achterhalen welke nummers naar een bepaald nummer binnen een bepaald tijdsbestek hebben gebeld. Volgens haar zou als dat mogelijk was op de betreffende dag, meer informatie loskomen en zou de politie de moord door wurging kunnen voorkomen. Wat ook opvalt, is dat de wet belaging nog niet altijd preventief werkt, omdat in casu het latere slachtoffer al was verhuisd en weg was bij de man. Toch kon niet belet worden dat de man de vrouw benaderde en haar vermoordde. Over het advies dat de werkgeefster als vrouw aan andere vrouwen gaf, zullen we uitgebreid een andere keer behandelen, maar het was niet een van een voorbeeldige vrouw om op te volgen. ‘Ala sma e do wang ogri, maar iem mus du’ing bung’, is geen advies. Begrepen is dat waarschijnlijk bedoeld werd dat iedereen wel eens uitloopt, maar dat dit niet moest uitlekken. In de eerste plaats is het niet waar dat iedereen een ‘ogri’ doet. En het is op de openbare radio liever aan te bevelen dat men trouw is aan een partner en de relatie eerst goed beëindigt voor daadwerkelijk te beginnen aan de andere. De moord op de betreffende mevrouw keuren wij helemaal af, de dader zijn handeling is op geen enkele wijze goed te praten. Maar het had wellicht voorkomen kunnen worden. Het optreden van de werkgeefster was bewijs waarom sociale preventieve mechanismen in Suriname falen. Wij moeten leren meer ruggengraat te tonen en geen laf gedrag aan de dag te leggen. Veel doden, mishandelingen, verkrachtingen en kindermisbruik en –mishandeling kunnen zo worden voorkomen.

error: Kopiëren mag niet!