Dreigende politieactie noopt tot orde

Enige dagen terug hebben we via dit medium gepleit voor besef over de mogelijkheden en de onmogelijkheden die werknemers in een collectieve actie hebben. Wat we de afgelopen maand hebben moeten constateren, is dat er teveel stakingen in soms vitale sectoren dreigen plaats te vinden of op het nippertje worden afgewend. Veel belandt bij de vp die over een toverstaf schijnt te beschikken.
Dit was laatst ook het geval met de dreigende politieactie. Als we de afgelopen periode nagaan dan registreren we o.a. naast de politie, ook BOG, brandweer, ziekenhuizen, RGD-artsen, Bufaz, verpleeghuizen, penitentiaire ambtenaren, Sluizen en Gemalen en psychiatrische inrichtingen. De laatste periode en wel sinds het aantreden van de nieuwe regering is het aantal dreigingen met stakingen en ultimatums toegenomen. Dat kan aan een aantal vragen ten grondslag liggen. In de eerste plaats is een minister die leiding geeft aan een departement verantwoordelijk voor de rust in zijn branche. Om de rust te bewaren, dienen er communicatielijnen aanwezig te zijn en die zijn er meestal via de bond en informeel ook in platforms waar men samen zit. De communicatielijnen met de bond moeten gebruikt en opengehouden worden. Communiceren komt neer op het als volwaardig beschouwen door ministers van lagere medewerkers die minder verdienen en minder classy gekleed gaan. Men zal om de tafel zitten met soms harde werkers die af en toe bezweet aanwezig zullen zijn.
Voor het uitvoeren van de wettelijke taken moet een minister de ondersteuning hebben van zijn medewerkers. Alleen zal hij niet verder  komen dan ‘wij zijn hard bezig en in het proces’, ‘het heeft onze onverdeelde aandacht’, ‘geef ons ruimte om de zaak grondig te onderzoeken’ en als het te moeilijk wordt ‘het is een gevoelige en complexe materie’ en ‘we zijn het komen aantreffen’. Vooral als wij in ogenschouw nemen dat niet de meest capabele en vakdeskundige personen op de verschillende ministeries zitten dan moet men zwaar leunen op het onderliggend management. Dat is tegenwoordig ook wel tot het onderdirecteursniveau voor een groot deel gepolitiseerd of lamgeslagen uit angst voor verlies van de stoel en dus geen risico’s neemt om grote dingen te ondernemen.
Ministers dienen zowel in tijd van vrede als in tijd van ‘oorlog’ te blijven praten, peilen en sturen met de vakbonden. Men moet de werknemersorganisaties onafhankelijk laten maar toch een goede band proberen op te bouwen. Die communicatie moet gericht zijn op een steeds verhoogde efficiëntie en productiviteit (belang van de Staat en de minister) en satisfactie van de werkers (belang bond en leden). Welbeschouwd liggen alle twee belangen aan dezelfde kant en zijn ze geen tegenovergestelde eenheden van elkaar. Immers, het zijn de werknemers die samen een behoorlijk deel van de populatie uitmaken en gezinnen onderhouden.
Deze open communicatie tussen vakbonden en hun ministers moeten ervoor zorgen dat er echte partnerschappen ontstaan. Men moet bij een assessment binnen een halve minuut kunnen opnoemen welke de partners zijn van het ministerie. Veel ministeries zijn niet zover en dat hoor je ook wanneer ministers het woord voeren. Arbeidsministers hebben relatief minder moeite om aan te tonen wie de partners zijn, omdat het een en ander decennialang is aangestuurd door de VN. Men praat daar over de sociale partners.
Zo moeten alle ministeries hun traditionele partners hebben, dit wordt ook bij hun aangestuurd door de VN. Alleen zijn de partners vaak genoeg schromelijk verwaarloosd. Vakbonden die het werk moeten uitvoeren, horen daar altijd bij en dat moeten de technocraten op het ministerie weten. Alleen in geval van een ultimatum gaan ministers schoorvoetend praten over slepende problemen met werknemers. Veel ministers mijden de vakbonden van hun personeel als de pest. Ze zijn geen partners met hun werknemers, laat staan goede partners. En daarom belanden zaken uiteindelijk bij de vp. Een andere fout die ministers maken, is die van de persstilte. Die persstilte heeft ergens de bedoeling om een onoprechte of onrechtmatige bejegening van de minister geheim te houden. Daarom is het de ministers geboden om een oprechte communicatie tot stand te brengen met de werkers.
Er moet over alles gesproken kunnen worden en de minister moet zich een oordeel kunnen vormen en deze kunnen uiten over alle onderwerpen. Partners bespreken elkaar niet en (dis)kwalificeren elkaar niet in de media, maar de issues en de standpunten moet men altijd met het volk delen, vooral als belastinggelden als loon of subsidie met de zaak gemoeid zijn. Men mag geen oordeel geven aan de mening van de partner, het eigen standpunt moet men altijd motiveren in een breed perspectief zonder het publiek in de maling te nemen.
Aan de ene kant is de minister verantwoordelijk voor de rust op zijn ministerie, aan de andere kant zijn bepaalde diensten gebonden aan codes. Als het land geen regels heeft gemaakt voor bepaalde sectoren hangt veel af van de codes die brancheprofessionals aan zichzelf opleggen, omdat ze respect hebben voor hun beroep. Over werkneerlegging of het niet verlenen van de dienst waar men voor heeft gekozen, zijn er veelal regels. Met name is dit het geval in sectoren waar het gaat om de veiligheid, gezondheid en het leven van burgers. Bindende beroepscodes en functionerende beroepstuchtcolleges zijn afwezig in Suriname.
Wij laten ons eerder dwingen om aan regels te houden. Zelf inbinden is er heel vaak niet bij. Wat de werkneerlegging betreft, zeiden we al eerder dat er internationaal vanuit de VN gesanctioneerde regels zijn die toestaan dat in bepaalde sectoren verstoring van de dienst moeilijker wordt gemaakt en zelfs mag worden verboden. Bij ons zijn er duidelijke verboden voor militairen en daar blijft het bij.
De beperking van de werkneerlegging is zeer relevant nu we een dreigende staking bij de politie hebben gehad. We weten hoe de burgerij staat tegenover meer betrokkenheid van de politie bij de handhaving van de veiligheid in verband met de criminaliteitssituatie. Deze dienst is volgens VN-normen een waarbij de Staat mag bepalen in welke mate zij rechten op vrijheid van vereniging en vergadering moeten uitoefenen. Vergeleken met de regio hebben de vitale sectoren heel veel vrij spel. Het is tijd voor de regering om te kijken naar regulering van de werkneerlegging en dat een basisopvatting gestoeld op internationale regels wordt kenbaar gemaakt. Men kan zich daarbij laten leiden door duidelijke regels van de VN.

Geef een reactie

error: Kopiëren mag niet!