Reflecties naar aanleiding van: “Bouterse aan de macht” Pleidooi (contrecoeur) voor ons staatshoofd? ( deel 1 ) Door: Carlo Jadnanansing

Tijdens mijn laatste verblijf in Nederland maakte een goede vriend mij het boek Bouterse aan de macht cadeau. “Vers van de pers”, zei hij. Ik dankte hem voor dit € 21,95 kostend presentje, maar zei enigszins oneerbiedig dat ik zelf dat boek waarschijnlijk niet aangeschaft zou hebben. Een boekwerk van 463 pagina’s van de hand van buitenlandse auteurs wellicht met gekleurde informatie over de president van mijn land, was geen prioriteit voor mij. De namen van de jonge schrijvers Ivo Evers (1983) en Pieter van Maele (1986) waren mij echter niet onbekend. De eerste is ongeveer anderhalf jaar als journalist verbonden geweest bij een lokaal dagblad, terwijl laatstgenoemde ook voor hetzelfde blad heeft gewerkt, maar tevens correspondent is voor enkele Nederlandse media. Aangezien ik een fervente ”vliegtuiglezer” ben, nam ik het boek mee op mijn vlucht van Schiphol naar Zanderij en begon terstond, nadat ik mijn lunch genuttigd had met lezen. Tot mijn verbazing had ik toen de vliegtuigwielen de Surinaamse bodem raakten, reeds bijna de helft van het lijvige boek gelezen. Het werk is in heldere, gemakkelijk leesbare taal geschreven en is in essentie een journalistiek verslag van de Surinaamse parlementsverkiezingen op 25 mei 2010 en de daarmee samenhangende presidentsverkiezing, waarbij de thans zittende president Desiré Delano Bouterse aan de macht kwam. Mijn eerste punt van kritiek op het boek is dat het voor de gemiddelde lezer teveel details bevat die soms weggelaten hadden kunnen worden, waardoor het boek een groter lezerspubliek zou kunnen aantrekken. Hoewel het om een journalistiek werk gaat, hebben de schrijvers gemeend er een literatuurlijst van 15 pagina’s, een notenapparaat van niet minder dan 352 verwijzingen en een personenregister aan te moeten toevoegen. Ik denk niet dat veel lezers deze noten zullen raadplegen, maar de geloofwaardigheid van de inhoud van het boek is hier zeker door verhoogd. Het boek kan globaal in drie delen worden verdeeld. Het eerste gedeelte, bestaande uit de eerste acht hoofdstukken, behandelt de periode vóór de verkiezingen van 25 mei 2010. Het tweede gedeelte beschrijft de verkiezingen zelf, het formatiegebeuren, door de auteurs op ludieke wijze formatiesoap genoemd, en de verkiezing van de president, samen zes hoofdstukken. Het derde gedeelte beginnende met: Nieuw Front blaast de aftocht, bestaat uit vijftien hoofdstukken, bestrijkt de periode na de verkiezingen en beschrijft ook de “echtscheiding” met Nederland. Het boek eindigt met een dertien bladzijden tellend epiloog die eigenlijk meer op een samenvatting lijkt met een toekomstvisie voor Suriname. De attitude van de zittende Nederlandse regering naar de huidige Surinaamse regering toe is dat er niets goeds van het Boutersebewind kan komen. De belangrijkste reden voor deze benadering is dat de huidige president in Nederland veroordeeld is wegens een drugsdelict en tevens verdachte is van de 8 december misdrijven. De aanname van de amnestiewet in 2012 heeft de bekoelde relatie tussen beide landen verder verslechterd.
De auteurs geven echter blijk van een veel meer genuanceerde opvatting ten opzichte van Bouterse. Op bladzijde 15 geven zij aan wat zij met hun werk beogen:
“We beschrijven in dit boek de geschiedenis van de laatste twee jaar van Suriname, tegen de achtergrond van dertig jaar Bouterse, de man die meer dan wie dan ook de recente geschiedenis van Suriname heeft bepaald en nog steeds bepaalt, zelfs meer dan ooit- de man die onder de schaduw van zijn eigen verleden uit wil komen”.
Reeds deze woorden bevatten een zij het verholen vorm van waardering voor de president. Anders dan de Nederlandse regering zijn de auteurs niet blind voor de positieve zaken die Bouterse tot stand heeft gebracht, waarvan zij de multi-etnische samenstelling van zijn partij als één van de belangrijkste noemen. Maar zoals van dergelijke journalisten verwacht kan worden, blijft hun benadering uiterst kritisch. Dit geldt overigens niet alleen voor Bouterse, maar misschien nog meer voor de meeste andere Surinaamse politieke leiders. Zoals eerder opgemerkt is het boek zeer gedetailleerd. Behalve Bouterse worden ook de overige Surinaamse politieke toppers onder de loep genomen. Op pag. 83 wordt de veroordeling van Somohardjo breed uit de doeken gedaan. Venetiaan zou hem weliswaar in 2005 het vicepremierschap hiervoor hebben ontzegd, maar hem toch beloond hebben met het voorzitterschap van DNA. Ondanks zijn “nukken en besmette blazoen” noemen de auteurs Somo de sluwste en meest tactische politicus van het land. Op het juiste moment haakt hij zijn wagonnetje aan de winnende trein, neemt afstand wanneer het voertuig zijn ondergang tegemoet snelt en duikt dan als bij toverslag elders op (blz. 84). Ook de politieke breuk tussen Somo en Venetiaan wordt op treffende wijze beschreven. Voor ex-president Jules Wijdenbosch hebben de auteurs geen goed woord over. Op pag. 98 wordt vermeld dat hij het presidentschap in 1996 in de schoot geworpen kreeg van Bouterse en vervolgens het land stortte in een financiële chaos door de bouw van een brug over de Suriname rivier. Als gevolg van massale volksprotesten zou hij in 2000 vroegtijdig het veld hebben moeten ruimen. De auteurs verzuimen echter te vermelden dat de brug over de Suriname rivier na het Brokopondo-stuwmeer project het grootste ontwikkelingsproject is dat in de Surinaamse historie is gerealiseerd. De stormachtige ontwikkelingen die zich aan de Meerzorg-zijde van de brug plaatsvinden zijn mede gevolg van het bouwen van de brug. Overigens vermelden de schrijvers niet dat de ex-president ook vrijwel simultaan een brug over de Coppename rivier heeft laten bouwen. Het vroegtijdige aftreden van Wijdenbosch in 2000 is niet gedwongen, maar geeft blijk van diens democratische gezindheid. Zijn voortijdig aftreden heeft bij velen de indruk gewekt alsof het volgens het Surinaams constitutioneel systeem mogelijk is de president tussentijds te laten aftreden.De realiteit is echter dat de president in ons land voor vijf jaar is gekozen en dat het een bijna onmogelijke taak is om hem eerder te doen aftreden. Ook al zou het gehele kabinet “vallen”, heeft hij geen problemen. Volgens onze grondwet benoemt en ontslaat hij de ministers. Zijn macht is bijna te vergelijken met die van de Amerikaanse president, echter zonder dat hij rechtstreeks door het volk gekozen is. Ook oud-president Venetiaan krijgt een onvoldoende van de auteurs. De “man met de tien schone vingers” zou in 1991 de Nederlandse ontwikkelingshulp voornamelijk ingezet hebben voor de “financiering binnen de oude clientelische politieke traditie van verdeling van baten aan bevolkingsgroepen die op je stemmen” (blz. 55). Als positief punt voor Venetiaan wordt wel genoemd de aanstelling van André Telting als gouverneur van de Centrale Bank. Telting wordt beschreven als de man die een eind maakte aan de monetaire financiering. (wordt vervolgd op zaterdag 24 november)

error: Kopiëren mag niet!