Multilateralisme zonder betekenis

Gedurende het laatste decennium hebben Zuid Amerikaanse en Caribische landen een ongeëvenaarde drang geëtaleerd voor het creëren van multilaterale organisaties. In het toegeven aan het voortbestaan van deze clubs met weinig oog voor lidmaatschapsstandaarden, hebben regeringen kwaliteit opgeofferd voor kwantiteit. Vele van Latijns Amerika’s nieuwe groeperingen beweren allerhande lofwaardige doelstellingen te delen- – van het oplossen van conflicten tot aan het coördineren van politieke en economisch beleid. Maar er is weinig reden om te geloven dat ze in staat zijn daarin te slagen.
Multilaterale organisaties zijn effectief wanneer ze heel duidelijk van hun leden een zekere graad van het opgeven van de nationale soevereiniteit vereisen ten gunste van de gemeenschappelijke doelstellingen. Maar de nieuwe Latijns Amerikaanse organisaties beschikken over geen van deze vereisten voor deelname. In zoverre zij motiveren tot collectieve normen gebeurt dat alleen maar op een vage basis van regionale solidariteit. Verre van het promoten van betekenisvolle internationale coöperatie, doen deze organisaties niet veel meer dan het collectief ondersteunen van de claim van hun leden op nationale soevereiniteit.
Geen verplichtingen of voorwaarden
Tot op zekere hoogte, zijn deze organisaties een product van de nieuw gevonden onafhankelijkheid van de regio. Gedurende het laatste decennium is de invloed van de Verenigde Staten in de regio afgenomen – een resultaat van de oorlog in Irak en de relatieve economische stagnatie die ze heeft ondervonden. Tegelijkertijd zijn China en India uitgegroeid tot belangrijke markten voor de exporten uit de regio. (China is voor zowel Argentinië als Brazilië de grootste export markt en de tweede grootste voor Chili, Peru en Venezuela). Er is ook een ideologisch aspect in de nieuwe balans in de regio. Washington’s vrije markt economisch model heeft ingeboet aan populariteit bij Zuid Amerikanen, nadat het door velen ( hoewel onterecht) beschuldigd wordt voor de economische stagnatie en groeiende gaps in inkomen. Vanaf dien willen vele Latijns Amerikanen een nieuwe wereld economische en diplomatieke orde creëren. Eentje waarin de Verenigde Staten geen dominante rol zal hebben.
De eerste pogingen om een dergelijke orde vorm te geven waren onder leiding van personen uit de ‘linkse’ kampen, onder wie de voormalige Venezolaanse president Hugo Chavez, de toenmalige president van Cuba Fidel Castro en de toen toekomstige president van Bolivia, Evo Morales. In 2004 creëerden Chavez en Castro een expliciet anti-Amerikaans blok genaamd “Het Bolivariaans Alternatief voor de Amerika’s” (Alba) om de integratie van Latijns Amerika te bevorderen als een tegenhanger voor de Verenigde Staten en haar plannen om een ‘free trade’ gebied te creëren in de Amerika’s. In contrast, was de meer berekende Braziliaanse diplomatieke elite eerder voorstander van het creëren van organisaties die Alba’s doelstellingen deelden ten aanzien van het verminderen van de Amerikaanse invloed in de regio, maar minder ideologisch strijdvaardig, hetgeen hen in staat stelde om zowel gematigde regeringen als linkse regeringen aan te trekken en uiteindelijk de meer anti-globalisatie-visie van hun Bolivariaanse buren te beheersen en onder controle te houden. Brazilië sponsorde de creatie van de Unie van Zuid Amerikaanse Naties (Unasur) in 2008 en samen met Mexico, de gemeenschap van Latijns Amerikaanse en Caribische Staten (Celac) in 2011, met het doel het bevorderen van regionale solidariteit en onafhankelijkheid.
Maar deze organisaties volgden niet het voorbeeld van andere multilaterale arrangementen—zowel op economisch vlak ( Noord Amerikaans Free Trade Agreement: Nafta), veiligheidsvlak (Navo) of diplomatiek (Verenigde Naties: VN)—met vereisten van lidstaten om een deel van de nationale soevereiniteit prijs te geven. De basisdocumenten van zowel Celac als Unasur geven weer een collectieve wens om samen te werken en beschrijven verscheidene regionale politieke idealen zonder een institutioneel mechanisme te definiëren om dit af te dwingen of te bevorderen. Bijvoorbeeld, in zijn basisdocument , beroept Unasur zich op de “regio’s gedeelde geschiedenis (van vechten voor) de emancipatie en eenheid van Zuid Amerika.” Celac’s basisdocument noemt de Zuid Amerikaanse vrijheidsstrijder Simon Bolivar en roept elke lidstaat op “ om in vrijheid en vrede zijn eigen politiek en economisch systeem te bouwen…..met het soevereine mandaat van zijn bevolking.” Dit zijn mooie gevoelens, maar ze hebben, ieder op zichzelf, geen enkele politieke kracht.
Het moet dan ook niet verassend zijn, dat deze nieuwe regionale organisaties ineffectief zijn gebleken. Zij zijn onderbemand en beschikken niet over voldoende middelen en hebben slechts enkele aanwijsbare prestaties op hun naam. Unasur heeft vier verschillende lichamen, hoewel slechts één van deze—het secretariaat in Quito, Ecuador—een permanente aanwezigheid heeft. Bij de laatste telling beschikte het slechts over 24 stafleden. Anders gezegd, Celac en Unasur zijn niet veel meer dan een serie van rondtrekkende summits voor presidenten en Ministers van Buitenlandse Zaken: Celac heeft zeven van zulke bijeenkomsten georganiseerd en Unasur twee. De summits hebben zo af en toe echte belangrijke declaraties van solidariteit geproduceerd en geholpen om regionale conflicten op te lossen en uitspraken ter ondersteuning van democratische instituten zoals in september 2010, toen waarschijnlijk politie functionarissen de regering van president Rafael Correa wilden omver werpen. Maar vaker zijn deze summits een aaneenrijging van momenten van hol symbolisme, zoals Unasur’s beschamende officiële statement in 2013, nadat Europese regeringen, handelend op verzoek van Washington, Morales zijn vliegtuig aan de grond hielden in Wenen, onder een verkeerde verdenking van hem van het vervoeren van de voormalige Amerikaanse intelligence analist Edward Snowden. (wordt vervolgd op woensdag 20 augustus).
Angelic Alihusain-del Castilho

error: Kopiëren mag niet!