Memo Unit Kort Geding d.d. 24 december 2018

Inleiding
De afgelopen dagen zijn er in diverse media verschillende berichtgevingen geweest over bestuursverkiezingen binnen de Surinaamse Orde van Advocaten (SOvA). Dit onderwerp is, het recht op vrijheid van meningsuiting en persvrijheid erkennend, wat mij betreft ten onrechte in de media beland, overigens met allerlei sensationele speculaties en fantasieën van personen die beter behoren te weten. In ieder geval is het mij daar nimmer om te doen geweest. Ik heb ook niemand van de pers erover gesproken.
Dat ik als advocaat bestuursverkiezingen binnen de SOvA heb geëist, heeft te maken met het beroep dat het Hof van Justitie op 25 januari 2019 op mij heeft gedaan in reactie op mijn schrijven aan het Hof van Justitie d.d. 15 januari 2019 over de Memo Unit Kort Geding d.d. 24 december 2018 (Memo) afkomstig van het Hof van Justitie. Ik wilde en wil bereiken dat door de SOvA over de Memo met het Hof van Justitie wordt gepraat. De maatregelen vermeld in de Memo hebben naar mijn mening immers voor de rechtzoekenden in Suriname verstrekkende gevolgen. De SOvA en haar leden behoren naar mijn mening daarvoor te waken. Advocaten behoren immers dé bewakers van de rechtstaat te zijn.
In dit artikel wil ik daarom teruggaan naar de aanleiding van mijn eis om bestuursverkiezingen binnen de SOvA. Ik ben namelijk gevraagd om, zo eenvoudig mogelijk, uit te leggen waarom ik zoveel moeite heb met de maatregelen vermeld in de Memo, zoals alle advocaten die op 28 december 2018 van het Hof van Justitie hebben ontvangen en die met ingang van 1 januari 2019 al in werking zijn getreden.
Waarom heb ik in mijn schrijven van 15 januari 2019 aan het Hof van Justitie aandacht gevraagd voor de inhoud van de Memo?
Op 11 januari daaraan voorafgaand informeerde een kantoorgenote mij namelijk over een vordering die zij in kort geding had ingesteld waarvoor de rechter geen rechtsingang had verleend om in kort geding te procederen. Het betrof een zaak van een vader die om een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen had gevraagd. Ik vroeg mij toen af waarom zouden deze minderjarige kinderen zo lang moeten wachten om hun vader te kunnen zien, mocht zijn eis gegrond zijn.
Ik concludeerde toen gelijk dat de Memo dringend met het Hof van Justitie besproken moet worden.
Memo Unit Kort Geding
Blijkens de Memo, voor zover hier van belang, want er zijn veel meer zorgpunten erin, heeft het Hof van Justitie een categorisatie gemaakt van welke typen zaken in Kort Geding kunnen worden aangebracht en welke niet. Er zijn drie categoriën gemaakt: Categorie A: ‘bijzonder spoedeisend’; Categorie B: ‘spoedeisend’; Categorie C: ‘niet spoedeisend’.
Zaken die volgens de Memo onder categorie C vallen, zijn vanaf 1 januari 2019 niet spoedeisend en zullen reeds na het lezen van het verzoekschrift ingediend door de advocaat, naar de bodemrechter verwezen worden.
Er zal, zo staat in de Memo, in die typen zaken geen rechtsingang worden verleend om in kort geding te procederen. Onder Categorie C vallen de volgende typen zaken: 1) positie van minderjarigen (tenzij het betreft vakantieregeling of vermoeden van mishandeling van de minderjarige, toestemming voor paspoort afreizen); 20 arbeidszaken betreffende kennelijk onredelijk ontslag; 3) opheffing maritaal beslag; 4) opheffing van beslag op onroerende goederen; 5) ontruimingen (tenzij het betreft instortingsgevaar, vernieling aan het gehuurde, beginfase occupatie en ontruiming na veiling); 6) uitgifte van percelen in grondhuur; 7) grensgeschillen (tenzij zich een explosieve situatie voordoet); 8) teruggave van graafmachines en voertuigen (tenzij aannemlijk mocht zijn dat de huurkoopsom volledig is betaald); 9) nakoming overeenkomsten; 100 doorhaling hypotheek (tenzij het onroerend goed door een derde is gekocht); 11) schorsing werking veilingakte; 12) geldvorderingen (tenzij het betreft de afwending van een veiling); 13) schadevergoeding of schade op te maken bij staat.
De aard van het Kort Geding
In artikel 226 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat het volgende: “In alle zaken, waarin uit hoofde van onverwijlde spoed, een onmiddellijke voorziening wordt vereist, hetzij ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een vonnis of van een executoriale titel, hetzij ten aanzien van de verplichtingen van notarissen tot het staan over enige wettelijke akte, welke geen uitstel kan lijden, en voorts in alle gevallen,
waarin het belang van partijen enige onverwijlde voorziening bij voorraad vordert, wendt de belanghebbende partij zich tot de kantonrechter met verzoek om in die zaak zo spoedig mogelijk een beschikking bij voorraad te geven.”.
Uit deze wettelijke bepaling volgt dat elke rechtzoekende zich in alle gevallen tot de rechter in kort geding moet kunnen wenden indien het belang van de bij het geschil betrokken partijen dringend om een rechterlijke beslissing vraagt. Het Kort Geding is daarom een zeer belangrijke procedure in het rechtsleven van ons allen.
Het is dé gerechtelijke procedure om conflicten tussen burgers onderling, tussen bedrijven onderling, tussen burgers en bedrijven, tussen burgers c.q. bedrijven en de overheid ten spoedigste beslecht te krijgen door de rechter, bij wege van een voorlopige beslissing (voorlopige voorziening).
Als zodanig vervult het kort geding in de maatschappij een fundamentele rol. Het kort geding is daarom in het kader van haar ordenende functie ook niet meer weg te denken in de Surinaamse samenleving.
De gang naar de kort geding-rechter moet daarom ten zeerste gewaarborgd blijven en wel in alle typen zaken. Het criterium is en behoort te zijn de spoedeisendheid van de gevraagde rechterlijke beslissling en niet het type zaak. Een Kort Geding moet, afhankelijk van de spoedeisendheid, daarom binnen enkele uren, soms enkele dagen kunnen worden afgehandeld. Een Kort Geding kan bij grote spoed daarom ook zelfs op de zondag door de rechter in behandeling worden genomen.
Of een zaak spoedeisend is, dus of er sprake is van onverwijlde spoed zoals in de wet staat, dient de rechter tijdens de behandeling van de zaak te beoordelen – zo volgt nadrukkelijk ook uit de wet, de rechtspraak en de rechtsliteratuur – en derhalve niet bij voorbaat al, dus zonder partijen te hebben gehoord. Ontbeert de zaak naar het oordeel van de rechter een spoedeisend belang dan dient de rechter de eiser de gevraagde voorlopige voorziening(en) te weigeren, tegen welk vonnis de eiser uiteraard hoger beroep moet kunnen instellen, mocht hij het daarmee niet eens zijn. De rechter moet daarom wel motiveren waarom hij de zaak niet vatbaar acht voor kort geding.
Zo is tot aan 1 januari 2019 door onze rechtspraak ook invulling gegeven aan het Kort Geding. Deze wijze van procederen in kort geding is tot aan deze Memo dus ook onderdeel geworden van het geldende recht van Suriname.
Het thans middels een Memo een andere invulling geven aan het recht van de burgers van Suriname op het procederen in Kort Geding is naar mijn mening ook om die reden juridisch niet mogelijk en ook niet rechtvaardig.
Oorzaak van het probleem
Dat er veel zaken in kort geding worden aangebracht, erken ik. Dat er daarvoor een oplossing moet worden gevonden erken ik ook. Het initiatief van het Hof van Justitie om de zaken in kort geding vlotter te laten verlopen, acht ik op zichzelf beschouwd zeer positief.
Het bij voorbaat uitsluiten van bepaalde typen zaken in Kort Geding is in mijn ogen echter niet de juiste oplossing voor het probleem van de veelheid van zaken in Kort Geding. Met het openstellen van de rechtsgang in kort geding voor slechts bepaalde typen zaken wordt immers een inbreuk gemaakt op het recht van de burger op een snelle rechtsgang in al de andere zaken zoals bedoeld in artikel 226 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Dat het aantal kort gedingen de afgelopen jaren zo een grote vlucht heeft genomen, is naar mijn mening te wijten aan de onredelijk lange behandelduur van de zaken bij de bodemrechter. De behandeling van een bodemprocedure kan al gauw enkele jaren in beslag nemen. Tel daarbij op de behandelduur van een eventueel hoger beroep bij het Hof van Justitie dan zijn termijnen van 10 jaren of langer geen uitzondering. Dit is maatschappelijk gezien en in termen van mensenrechten onacceptabel.
Deze lange behandelduur is op haar beurt te wijten aan het chronisch tekort aan rechters en ondersteunend personeel op de kantongerechten en het Hof van Justitie. Al jaren wordt door deskundigen geroepen dat wij in Suriname minimaal 40 rechters nodig hebben om het aantal zaken conform het Surinaamse recht te doen beslechten. Thans beschikken wij nog steeds over maar 17 rechters. Hierin is uiteindelijk het probleem van de veelheid van zaken in Kort Geding dus gelegen. De 17 rechters kunnen echt niet meer zaken behandelen dan zij al doen. Rechters zijn geen tovenaars. Zij zijn dus ook niet de oorzaak van het probleem.
Rechtzoekenden, bijgestaan door hun advocaten, brengen zaken daarom zoveel mogelijk aan in kort geding. Want wat voor zin heeft het om jaren te wachten op, ik noem maar wat, de beslechting van een geschil over een grens tussen twee percelen of over de nakoming van een overeenkomst. Het afwentelen van de gevolgen van dit probleem op de rechtzoekenden door hen de rechtsgang in Kort Geding voor bepaalde type zaken bij voorbaat te onthouden, is naar mijn mening daarom echt niet de juiste benadering ervan.
Oplossing van het probleem
Naar mijn mening moet de rechterlijke macht met rechtspraak belast in ons land de oplossing voor het probleem van de veelheid van zaken in kort geding zoeken bij de oorzaak ervan. Op de Staat rust immers de plicht ervoor zorg te dragen dat de burger de beschikking heeft en blijft hebben over een snelle rechtsgang wanneer zijn belangen in gevaar zijn of dreigen te geraken. Ik verwijs hiervoor ook naar artikel 25 van het Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De Staat zal aan zijn plicht kunnen voldoen indien hij bereid is naar verhouding in de rechtspraak te investeren, door onder meer het aantal rechters te brengen op het aantal dat nodig blijkt te zijn om de zaken bij de bodemrechter, ook in hoger beroep, binnen redelijke termijn te behandelen.
Ik doe bij dezen dan ook de aanbeveling aan het Hof van Justitie om ten spoedigste met de minister van Justitie en Politie de oorzaak van het probleem van het dichtslibben van de civiele rechtspraak in ons land te bespreken opdat via hem de regering zijn verantwoordelijkheid kan nemen om de zittende magistratuur op korte termijn naar behoefte te versterken.
Als lid van de SOvA, en ik roep alle advocaten daartoe op, zal ik mij blijven inspannen om de toegang tot rechtspraak voor de rechtzoekenden in Suriname zoveel mogelijk veilig te stellen.
G.R. Sewcharan, advocaat

error: Kopiëren mag niet!