Meer oog voor specifieke groepsgebonden jeugdproblemen

Op 5 juni wordt herdacht het belangrijke historisch gegeven dat de Brits-Indische immigranten in 1873, 10 jaar na afschaffing van de slavernij, in Suriname aankwamen. Op dat moment waren er al groepen, waaronder de slaven, al enkele honderd jaren in Suriname. Vanaf toen hebben de Hindoestanen in nog geen 100 jaar een enorme race naar voren ingezet, waarbij zij op sommige sociaaleconomische vlakken de andere groepen zijn voorbij gestreefd. De Hindoestanen emancipeerden snel door ondernemerschap, onderwijs en motivatie vanuit de cultuur en de religie. De koloniale overheid was heel erg streng voor de immigranten, dat blijkt ook uit de ettelijke stakingen en het verzet dat vrij vroeg uitbraken aan het einde van de 19de eeuw. Het toppunt van het verzet was in 1902 in Commewijne toen de Hindoestanen en de Javanen opkwamen voor hun rechten en de onderdrukking. In 4 groepen werden de koloniale troepen omsingeld, er vielen doden maar de immigranten bleven doorvechten. 1902 was de uitbarsting na een opeenhoping van verzetjes op vele plantages. De woonomstandigheden van de immigranten waren bar slecht, velen waren het harde werk in zwampen niet gewend. Veel immigranten zijn dan ook terug gekeerd, een deel maakte van Suriname hun land. Demografisch expandeerde de groep Hindoestanen tot inmiddels de grootste bevolkingsgroep in Suriname, weliswaar met een lager geboortecijfer dan de Marrons. Politiek voelen de Hindoestanen zich in een hoek gedrukt. In tegenstelling tot andere groepen, is er geen behoefte meer voor de Hindoestanen om zich te bundelen als een groep. Om te overleven is die noodzaak er niet meer in tegenstelling tot de eerste helft van de vorige eeuw. Desondanks zitten groepen Hindoestanen historisch gegroepeerd bij elkaar in woonwijken en in organisaties, ook politieke organisaties. Deze organisaties worden al heel snel bestempeld tot etnische organisaties. Soortgelijke groeperingen zoals in de politiek waar bijvoorbeeld creolen geconcentreerd bij elkaar zitten of waar ze domineren worden niet etnisch bestempeld, maar als Surinaams en nationaal. Alhoewel die percepties storend zijn en politiek worden misbruikt, heeft het minder effect op het wel en wee van de Hindoestanen. Deze bevolkingsgroep heeft na het vertrek van de koloniale overheid in 1975 het meest van alle groepen op zichzelf aangewezen, gevolg door de Javanen. Vanuit de aanvankelijk door de creolen (NPS) gedomineerde regeringen is een zodanige beleid gevoerd dat veel overheidsbudget gekanaliseerd wordt naar de creoolse volksbuurten en nog steeds is dat het geval. Voor de problemen in de Hindoestaanse volksbuurten is onze overheid niet ingericht om aandacht aan te besteden. De overheidsafdelingen zijn zodanig afgezet dat er alleen oog is en gevoeligheid bestaat voor de creoolse problematiek. De overheid is heel streng en bijna bestraffend tegenover de sectoren die nog gedomineerd worden door de Hindoestaanse klein ondernemers. We verwijzen naar de import van de nieuwe Chinezen ingezet door de laatste NPS-president, de behandeling van de rijstboeren en de manier waarop omgegaan wordt met de verkopers op de Centrale Markt. Door de emancipatie van de Hindoestanen en het verdwijnen van de groepscohesie in de politiek, is tegelijk de aanzet gegeven naar het blijkt voor een kentering in de situatie, naar een niveau waar de overheid zal moeten ingrijpen. Dat doet de Surinaamse overheid nagenoeg nooit preventief en altijd bij een escalatie. Er worden geen onderzoeken gedaan naar de situatie van de jeugd in de Hindoestaanse wijken in bijvoorbeeld Wanica en Commewijne. Het beeld dat hier te zien is, is dat een deel van de jeugd onthecht raakt aan de eigen cultuur, maar ook faalt om ander emotioneel houvast te verwerven. We zien een afstand nemen van het agrarisch leven, maar tegelijkertijd een falen om andere skills op professioneel hoog niveau te omarmen. De grootste bottleneck is een kennelijk uit Nederland overgewaaide levensstijl die door prof. Chan Choennie getypeerd wordt door de ‘3 D’s’: daroe, doksa, dansi. Deze kentering is zichtbaar bij zowel de mannen als de vrouwen. Het resultaat van deze levenswijze is een groter wordend drop-outprobleem, alcoholisme, huiselijk geweld en suïcide. De overheid bijvoorbeeld het ministerie van Sport- en Jeugdzaken heeft de specifieke problematiek van de Hindoestaanse jongeren niet op haar agenda. Er wordt een programma van 40 jaar oud met verroeste concepten uitgevoerd. Er worden geen sportaccommodaties gebouwd in Hindoestaanse buurten, er worden ook geen sportprogramma’s uitgevoerd om de totale bevolking te betrekken bij sport. De Surinaamse overheid is teveel gefixeerd gebleven om de creoolse samenleving en is daarom niet gevoelig voor bijvoorbeeld landbouw en ondernemerschap. Op de dag van 5 juni roepen wij de regering op, om te beseffen dat de samenleving er anders uitziet en dat er in de wijken van Suriname, die doorgaans historisch zijn gevormd, zich specifieke typerende problemen zich voordoen. De jeugd in de Hindoestaanse buurten verdient veel meer aandacht van de regering.

error: Kopiëren mag niet!