De horizontale handel als verdienmodel in tijden van crisis en verval

Prostitutie komt voor in elk tijdperk en in elke cultuur. Maar armoede en een zwakke, losbandige cultuur, waar de brutalen aan de macht zijn, gaan samen met een toename van de thuis-, straat- en in-de-bosjesprostitutie. De Surinaamse overheid gaat gebukt onder grote schulden en weinig inkomsten. De minister van Financiën heeft eerder gezegd dat geld geen probleem is, maar het is lachwekkend als iemand voor rijk en vermogend door wil gaan, terwijl men weet dat de rijkdom denkbeeldig is en zijn geldkist vol zit met rekeningen die hij nooit betaald zal krijgen en zal doorschuiven naar zijn opvolgers. De regering is niet-accountable (houdt zich niet aan afspraken) en is dus onbetrouwbaar.
Velen kunnen niet langer wachten op de olie die voor de kust van Suriname gevonden moet worden. De zinloze bakana babbelarij van schreeuwlelijke politici brengt ook geen brood op de plank. Het paarsgekleurde verval heeft al honderden de horizontale handel ingejaagd. Het is voor velen de enige manier om geld te verdienen om schoolgeld, kleding, voeding, een doktersrekening of een rijexamen te betalen, of om een mager loon aan te vullen. In de sekshandel is het boter bij de vis. Het lijkt een beetje op de politiek. Het is net zo simpel: je sluit een privé-deal met iemand: voor wat geld mag die persoon aan je zitten oftewel je (lichamelijke) integriteit aantasten. A wil seks, B wil geld, klaar! Belasting wordt niet betaald, maar via eten, drinken, kleding en dergelijke rolt het geld weer in de samenleving.
De vraag of een sekswerker veel of weinig verdient, is een beetje zinloos. Honderd SRD voor tien of vijftien minuten passief liggen, als een blok hout, is overduidelijk belachelijk veel, en meestal is het nog sneller voorbij. Als een klant probeert zich niet te haasten, krijgt die te horen : “kijk, ik heb niet de hele dag” of: “je hebt maar voor tien minuten betaald”. Het kost niet meer dan een potje vaseline om alle klanten te ontvangen. Voor hetzelfde geld moet een metselaar vele uren cement mixen en stenen op elkaar metselen. Maar het bedrag is belachelijk weinig voor het verlies van sociale acceptatie, veiligheid en het toestaan van een eentonige reeks walgelijke lichamen van vreemden in wat het meest privé is. Sekswerkers vinden dat ze gewoon een baan hebben: “je trekt je werkkleding aan en gaat aan het werk”, maar in de ogen van het publiek en de klanten blijven het motjo’s, gedegradeerde personen.
Het aantal sekswerkers is moeilijk te schatten vanwege de geheimzinnigheid. Je kan niet op straat gaan tellen (en tegenwoordig gaat het contact ook vaker via gsm of smartphone). Een ruwe schatting is dat er meer dan 2500 sekswerkers in Suriname actief zijn, onder wie veel sekswerkers van buitenlandse afkomst, maar dit is slechts het topje van de ijsberg. De schatting is van voor de crisis. Het is best mogelijk dat door de slechte economische omstandigheden het aantal sekswerkers is verdrievoudigd tot meer dan 7500 (voor het gemak worden ronde getallen gebruikt). Dit zou neerkomen op meer dan 130 sekswerkers per 10.000 inwoners, een zeer hoog getal. Zulke cijfers kom je alleen tegen in ongeordende landen als Congo en Venezuela. Is Suriname een motjokondre geworden? De universiteit van Suriname zou met gedegen onderzoek kunnen bevestigen of dit inderdaad zo is.
Iedereen heeft zijn eigen reden waarom hij of zij sekswerk doet. De achtergronden zijn verschillend. Materiële nood speelt een rol. De sekswerker kan starten in een tijd van financiële wanhoop, maar gaandeweg wordt het geld net zo verslavend als drugs of de fruitmachine in de casino. Veel sekswerkers hebben in de jeugd trauma’s meegemaakt, zoals seksueel misbruik, verkrachting en mishandeling. Sommigen zijn er beetje bij beetje in gerold. De eerste keer doen ze het gratis voor een vriend, de volgende keer voor wat beltegoed, later voor meer geld en zo verder; elke keer blijkt het steeds moeilijker om te stoppen vanwege het geld en de gewoonte. Plezier is er niet meer bij: de klanten zijn allemaal hetzelfde ook al zijn hun lengtes en diktes nog zo verschillend. De sekswerker haat de zonde, maar houdt van de zondaar (met name die brutale grootverdieners die het geld rondpompen). Geld geeft een beetje macht bij alle vernederingen die men ondergaat. Sekswerk is vaak onvrijwillig: de meeste sekswerkers zijn slachtoffer van mensenhandel en criminelen en hebben geen zeggenschap over het ‘werk’ en de omstandigheden. Het zijn seksslaven.
Sekswerk en geweld zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Het werk is gevaarlijk. Sekswerkers kunnen worden misbruikt, aangevallen of zelfs vermoord. Onder de hoerenlopers zijn er veel vrouwenhaters die hun haat op de sekswerkers uitleven. Veel sekswerkers staan onder controle van gewelddadige of anderszins dwingende pooiers (die van alles kunnen zijn: crimineel, huisbaas, partner). Bijkomende problemen waarmee sekswerkers te maken krijgen zijn drugsgebruik, geslachtsziekten en hiv-infectie. ‘Sekswerk’ is eigenlijk te gevaarlijk om werk genoemd te worden. Een persoon die gelukkig is en een normale opvoeding heeft gehad, gaat dit werk niet doen. Er moet iets zijn gebeurd in zijn of haar leven. Het is geen gebruikelijke stap.
Het dubbelleven van sekswerkers en hun klanten komt tot uiting in de bestaande wetgeving: je mag wel een hoer zijn – ‘een vrouw van bekend onzedelijk gedrag’- maar niet werken als een hoer – niet ‘op de openbare weg of plaatsen vanaf de openbare weg, door enigerlei houding of vertoning opzettelijk de aandacht der voorbijgangers trekken’. Klanten lokken of reclame maken is dus verboden. De Surinaamse wet spreekt alleen van ‘een vrouw’; mannen mogen ongestraft onzedelijk hun gang gaan. Het is ook verboden om een hoer te ‘huisvesten’ of haar willens en wetens een kamer te verhuren – ‘hij die van het opzettelijk teweegbrengen of bevorderen van ontucht door anderen met derden een gewoonte maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf of geldboete’. Ook de pooier – ‘hij die uit de ontucht van een vrouw voordeel trekt’ – is strafbaar. Het is dus moeilijk te zien hoe sekswerkers hun werk kunnen voortzetten. De praktijk is een gedoogbeleid. De politie moet gedogen en dit zet de deur naar corruptie wijd open.
Een districtscommissaris van Paramaribo wil ordening aanbrengen in het sekswerk. Hij wil sekswerkers registeren en belastingplichtig maken: de overheid als pooier die ‘voordeel wil trekken uit de ontucht’ om de lege overheidskas te vullen. Sekswerkers zullen niet blij zijn hiermee. Ze behouden liever hun ‘vrijheid’ en anonimiteit. Een verplichte tippelzone kan sekswerkers dieper ondergronds jagen en meer onveiligheid veroorzaken. ‘Ongeordend’ wil zeggen dat er geen controle is. Iedereen – van hoog tot laag – kan seks verhandelen. ‘Geordend’ betekent dat de overheid regulerend optreedt. Het uitgangspunt van ordening moet zijn om sekswerkers te beschermen. De overheid moet sekswerkers regelmatig geneeskundig laten controleren op geslachtsziekten. Ze moet sekswerkers ondersteunen die eruit willen stappen en helpen een nieuw leven buiten de sekshandel op te bouwen. De overheid moet ervoor zorgen dat de houding van jonge mannen verandert, zodat betalen voor seks niet meer wordt gezien als ‘normaal’. Het antwoord op onvrijwillig sekswerk – maar bestaat vrijwillig sekswerk wel? – is goede wetshandhaving. Er moet stevig worden opgetreden tegen de mensenhandel, met hoge straffen die de enorme schade die mensenmokkelaars veroorzaken weerspiegelen. De omstandigheden die leiden tot sekswerk – armoede, seksueel misbruik en huiselijk geweld – moeten effectief worden aangepakt. Sekswerkers moeten niet bang zijn om aangifte te doen bij de politie bij geweld of dwang.
Sekswerkers die zeggen dat ze vrijwillig werken, hebben vaak geen andere keus, het is leugentje om bestwil. Zij die kinderen hebben willen niet dat hun kinderen hetzelfde lot ondergaan. Ze hosselen voor een betere toekomst voor hun kinderen, opdat die met een diploma op zak en een goede baan netjes binnen het huwelijk of een vaste relatie seks zullen hebben. Hun strijd is een strijd tegen het geweld van armoede. De keuze is: elke dag driehonderd SRD op zak hebben of hongerlijden en wachten op een blikje bruine bonen en een zakje rijst van de overheid. Het is het weigeren van armoede.
D. Balraadjsing

error: Kopiëren mag niet!