Elke keer wanneer Suriname wordt opgeschrikt door een ramp, klinkt hetzelfde refrein. De regering belooft beterschap. Er komen plannen, structuren, integrale aanpakken. Het klinkt warm, menselijk en verantwoordelijk. Tot het stof weer is neergedaald.
Zo was het ook na het instorten van een illegale goudmijntunnel in het Brokopondo-district (Matawai-gebied) in 2023. Vijftien mensen lieten daar het leven, begraven onder aarde, hebzucht en jaren van bestuurlijke nalatigheid. Toen werd opnieuw gesproken over het “ordenen” van illegale goudzoekers. Vergaderingen volgden, verklaringen werden afgelegd, maar de jungle bleef sterker dan de beleidsnota.
Nu, na een nieuwe golf van geweld en tragedie, keert hetzelfde script terug. Beleidsmakers spreken opnieuw over een “integrale aanpak van kinderbescherming en psychosociale zorg”.
Het klinkt goed, bijna troostend. Maar ook dit dreigt een zin te worden die verdwijnt zodra de camera’s uitgaan.
Ministers wijzen op het bestaan van Kinder- en Jongerentelefoon 123, alsof een telefoonlijn de plaats kan innemen van structurele bescherming, tijdige interventie en politieke moed. Alsof ellende zich laat wegdrukken met een folder en een slogan.
In Suriname zijn rampen zelden onverwacht. Ze worden jarenlang aangekondigd door armoede, uitsluiting en falend toezicht. Toch reageren we telkens verbaasd. En zo blijven beloften netjes overeind — terwijl mensen sterven onder ingestorte mijnschachten en onder het gewicht van vergeten woorden.
