Suriname en het geheugen van rampen

Wanneer elders in de wereld data als 28 december synoniem staan voor aardbevingen, vliegtuigcrashes en massale tragedies, blijft Suriname opvallend stil. Niet omdat dit land gespaard is gebleven van rampen, maar omdat Surinaamse pijn zich anders nestelt: minder in de kalender, meer in het collectieve geheugen.

Suriname kent geen allesverwoestende natuurramp die jaarlijks op een vaste datum wordt herdacht. Geen tsunami, geen grote aardbeving, geen nationale rampdag die generaties overstijgt. Toch draagt het land diepe littekens. Onze grootste tragedies zijn niet het gevolg van natuurgeweld, maar van menselijk handelen — macht, angst, zwijgen en straffeloosheid.

De pijn van Suriname is daardoor minder zichtbaar, maar niet minder zwaar. Ze leeft voort in namen die worden gefluisterd, in dossiers die nooit helemaal sluiten, in families die geen antwoorden kregen. Het zijn gebeurtenissen die geen vaste herdenkingsdag nodig hebben, omdat ze dagelijks doorwerken in wantrouwen tegenover de staat, in een broos rechtsgevoel en in een samenleving die geleerd heeft te overleven in plaats van te verwerken.

Waar andere landen rampen herdenken met sirenes en minuten stilte, draagt Suriname zijn tragedies met zich mee in gesprekken, in satire, in kunst en soms in stilzwijgen. Het geheugen is versnipperd, vaak politiek beladen en zelden afgerond.

Misschien is dat wel de grootste ramp van allemaal: niet dat Suriname rampen heeft gekend, maar dat het land nooit echt collectief heeft leren rouwen, verwerken en afsluiten. Zolang dat niet gebeurt, blijft het verleden geen geschiedenis, maar een voortdurende actualiteit — zonder datum, maar met blijvende impact.

Joyce P.

Wanica, Suriname

error: Kopiëren mag niet!