Geen enkel kind vaart wel bij een school waar de lat structureel te laag ligt

Als onderwijs­pedagoog zie ik dagelijks hoe goedbedoelde zachtheid kan ontaarden in stille verwaarlozing. Een school die structureel de lat laag legt, zegt impliciet tegen kinderen: wij verwachten niet veel van jou. Dat signaal is funest. Kinderen groeien niet door comfort alleen, maar door betekenisvolle uitdaging, heldere verwachtingen en consequente begeleiding.

Een lage lat wordt vaak verdedigd met argumenten als “welbevinden” en “gelijke kansen”. Maar welbevinden zonder perspectief is leeg, en kansen zonder ambitie zijn schijnkansen. Juist leerlingen die het moeilijk hebben, hebben recht op hoge verwachtingen—niet op verlaagde normen. 

Wanneer we doelen afzwakken, ontnemen we hen de ervaring dat inspanning loont en dat falen een tussenstap is, geen eindpunt.

Onderwijs moet ruimte bieden voor verschillen, maar geen genoegen nemen met middelmatigheid. Differentiatie betekent niet dat we het einddoel verlagen; het betekent dat we verschillende routes aanbieden om hetzelfde niveau te bereiken. Dat vraagt vakmanschap van leraren, tijd voor feedback en een cultuur waarin oefenen normaal is.

Een school is geen opvang, maar een leeromgeving. Kinderen hebben recht op docenten die hen serieus nemen, hen uitdagen en hen laten ontdekken waartoe zij in staat zijn. Pas dan ontstaat echte kansengelijkheid: wanneer elke leerling wordt uitgenodigd om te groeien—hoog, maar haalbaar.

error: Kopiëren mag niet!