Het NDP-Assembleelid Ingrid Karta-Bink blikt terug op een bewogen jaar. 2025 was een jaar waarin Suriname afscheid nam van markante figuren: oud-president Desi Bouterse, de heer Belfort, Etnel Patricia, oud-president Jules Wijdenbosch en oud-president Ronald Venetiaan — allen ook voormalige leden van De Nationale Assemblée.
Het jaar begon met gemengde gevoelens rond de algemene, geheime verkiezingen. Hoop op verandering en vernieuwing ging gepaard met wat later het jaar van de grootste misleiding bleek: beloften over royalty’s voor iedereen vanaf 2028, het uitdelen van oranje fietsen en herhaalde, verdubbelde verwachtingen zonder realistische onderbouwing.
Daarnaast kende 2025 een climax van discriminatie. De samenleving werd verdeeld in hokjes; de diaspora werd een hype met buitensporige invloed, zelfs met pogingen om de verkiezingskeuze van de bevolking te sturen. Intussen verergerde de realiteit voor de kwetsbaarsten: armoede nam toe en basisbehoeften als voeding, huur, medicijnen en nutsvoorzieningen werden onbetaalbaar. Beloften van de regering-Santokhi-Brunswijk bleven onvervuld; de koopkracht werd niet versterkt en de kloof tussen arm en rijk groeide.
De begroting voor het dienstjaar 2025 werd niet behandeld in DNA. Transparantie ontbrak, het beleid was chaotisch en goed bestuur ver te zoeken. “Het licht aan het einde van de tunnel zagen wij niet”, aldus Karta-Bink.
De bevolking doorstond een zware weg — den firi dipi ini den saka — en koos bewust voor verandering met de NDP.
Voor het eerst werd een vrouw tot president gekozen: Jennifer Simons. Daarmee werd een pad van hoop, vernieuwing en transparantie ingeslagen, met gelijke kansen, investeringen in onderwijs en techniek, ordening van de goudsector en sterkere sociale vangnetten.
Vijf maanden later zijn volgens Karta-Bink de eerste zichtbare stappen gezet. Het fundament voor een rechtvaardige en welvarende toekomst wordt gelegd. 2026 zal uitdagend zijn, maar moet leiden tot een eerlijke en duurzame verdeling van de opbrengsten van natuurlijke rijkdommen.
Als parlementslid zal zij haar controlerende taak blijven uitoefenen op de uitvoering en toetsing van het regeringsbeleid — no one left behind.
“Mi winsi unu wan bun nyun jari, gesuntu libi, lobi nanga eenheid. No meki no wan man prati unu.”
