De Caribbean Community (CARICOM) werd in 1973 opgericht als samenwerkingsverband van 15 lidstaten met als doel economische integratie, politieke afstemming en een gezamenlijke stem in de wereldpolitiek. Het model was deels geïnspireerd op de Europese Unie, maar zonder een bindend buitenlands- en veiligheidsbeleid. Juist dat gebrek aan eenduidigheid komt nu scherp aan het licht.
De oplopende spanningen rond een mogelijke militaire escalatie tussen de VS en Venezuela hebben CARICOM zichtbaar verdeeld.
Grotere lidstaten zoals Guyana, Trinidad & Tobago en Jamaica kozen openlijk de zijde van Washington. Trinidad &Tobago, op slechts zeven mijl van Venezuela, stond zelfs Amerikaanse troepen toe op eigen grondgebied.
Kleinere eilanden die geen steun uitspraken voor acties tegen Caracas voelen intussen de druk. Antigua & Barbuda behoort tot de landen waarvan burgers te maken kregen met aangescherpte Amerikaanse visabeperkingen, een maatregel die direct de gewone burger raakt.
De Trinidiaanse premier Kamla Persad-Bissessar stelde recent dat CARICOM — inclusief Suriname — voor haar land geen betrouwbare partners meer zijn. Ironisch genoeg verdiende Trinidad & Tobago in 2024 nog ruim US$ 1,1 miljard aan handel met CARICOM, waarmee het blok na de VS de grootste exportmarkt was.
Vanuit Caracas waarschuwde de Venezolaanse minister van Justitie Diosdado Cabello dat Trinidad de consequenties zou dragen bij een aanval op Venezuela. Tegelijkertijd onderschepte de VS in internationale wateren drie Venezolaanse olietankers, waaronder één van een Chinese rederij — door Washington ‘in beslagname’ genoemd, door critici ‘maritieme piraterij’.
Een internationaal politiek analist vat het scherp samen: “CARICOM is geen overbodige praatclub, maar zonder gemeenschappelijke ruggengraat wordt neutraliteit een illusie. Kleine staten betalen altijd de hoogste prijs.”
Diplomatieke stilte mag soms werken, maar in deze crisis klinkt ze vooral als kwetsbaarheid.

