Surinamers houden van mooie dingen: een Gucci-riem, een Louis Vuitton-tas, een Balenciaga-trui of een Hermès-sjaal. Maar achter al die luxe schuilt iets dat velen niet beseffen: we dragen letterlijk de familienamen van mensen die soms meer dan een eeuw geleden een bedrijf begonnen.

Coco Chanel, een weeskind dat zichzelf opnieuw uitvond. Christian Dior, zoon van een Franse zakenman, die een modehuis creëerde dat Parijs zou definiëren. Giorgio Armani, die als etaleur begon en uitgroeide tot een icoon van minimalistische elegantie. Gianni Versace, wiens flamboyante stijl een hele generatie vormde. Salvatore Ferragamo, de Italiaanse schoenmaker die Hollywood veroverde. Adele en Edoardo Fendi, die een leren atelier openden dat later door vijf dochters werd omgetoverd tot een wereldmerk. Hugo Boss, Tom Ford, Michael Kors, Burberry (vernoemd naar Thomas Burberry), Givenchy, Dolce & Gabbana – allemaal familienamen.
In Paramaribo, Wanica en Nickerie lopen mensen met trots rond, niet beseffend dat elke tas, elk petje en elke sneaker een complete familiegeschiedenis meedraagt. Mode reist van Parijs, Milaan en Londen naar het Tropenmuseum, naar de Waterkant en naar Hermitage Mall.
En ergens groeit misschien een Surinaamse jonge ontwerper, met een eigen familienaam die ooit wereldwijd op schoenen, tassen en jurken zal staan. Want elk groot merk begon met één naam — en één droom.