Guyana kondigde deze week aan dat het binnen een jaar verse landbouwproducten rechtstreeks naar CARICOM-landen gaat exporteren. Volgens president Irfaan Ali is verbeterde luchtverbinding de sleutel om transporttijden te verkorten, productie op te schalen en nieuwe markten te bedienen. De strategie past binnen de CARICOM-doelstelling om de regionale voedselimport met 25 procent te verminderen.
Suriname kijkt met belangstelling toe. Al sinds het tijdperk van Desi Bouterse wordt het land gepresenteerd als “de voedselschuur van het Caribisch gebied” — een slogan die later door president Santokhi en nu door president Jennifer Simons opnieuw wordt gebruikt. Maar volgens landbouwdeskundigen blijft het bij woorden, omdat structurele voorwaarden ontbreken.
Landbouwexpert dr. Haroen Sewtahal stelt dat Suriname vooral achterloopt op drie punten: infrastructuur, schaalbaarheid en markttoegang. “In Guyana wordt het binnenland systematisch verbonden met grote exportcorridors. De overheid investeert tegelijk in wegen, koelketens en luchttransport. Suriname mist die keten. Boeren kunnen produceren, maar ze geraken niet efficiënt van het veld naar de markt”, zegt hij.
Daarnaast ontbreekt volgens hem moderne agrotechnologie, waardoor opbrengsten per hectare laag blijven. Ook heeft Suriname geen stabiel investeringsklimaat voor grote agro-bedrijven. “Multinationals stappen alleen in als ze zekerheid hebben over grond, regelgeving, energie en langdurige afnamecontracten.”
Om wél te kunnen exporteren, is een totaalpakket nodig. Sewtahal noemt: grootschalige irrigatieprojecten, financiële prikkels voor agro-industrie, structurele samenwerking met internationale marktleiders, investeringen in logistiek (havens, luchttransport, gekoelde opslag), regionale handelsakkoorden en een nationale voedselstrategie met duidelijke targets.
“Zonder dat blijft Suriname praten over potentie in plaats van die te benutten”, concludeert hij. “Een slogan maakt je geen voedselschuur. Alleen beleid, technologie en serieuze markttoegang doen dat.”