Er is iets fundamenteels mis wanneer een samenleving van hardwerkende mensen eist dat zij belasting betalen, terwijl zij tegelijkertijd degenen die niet werken royaal ondersteunt. Natuurlijk heeft elke samenleving een verantwoordelijkheid om kwetsbaren te helpen — ouderen, zieken, mensen die echt niet kunnen werken.
Maar wanneer het systeem zo scheef wordt dat werken minder loont dan niet-werken, ontstaat een gevaarlijke prikkel: waarom zou iemand nog de moeite doen?
Het probleem zit niet in de hulp zelf, maar in de manier waarop die wordt uitgedeeld. Wie elke ochtend vroeg opstaat, files trotseert, targets haalt en zijn gezin probeert te onderhouden, draagt steeds meer af. Ondertussen krijgt iemand die níét werkt soms meer financiële zekerheid, minder stress en extra voorzieningen. De boodschap die het systeem dan uitzendt is simpel: inspanning wordt niet beloond, gemak wordt gefaciliteerd.
In zo’n samenleving groeit frustratie. De werkende middenklasse voelt zich uitgeperst, terwijl sommigen het gemak van uitkeringen als levensstijl aannemen. Het vertrouwen in beleid daalt, het respect voor arbeid verschraalt en sociale cohesie brokkelt af.
Als we willen dat mensen werken, moeten we werk laten lonen. Sociale bescherming is nobel, maar mag nooit de motor van arbeid verlammen. Want een land dat werken bestraft en niets doen beloont, holt zichzelf uiteindelijk van binnenuit uit.