Sommige verhalen hoeven niet bewezen te worden om waar te voelen.
Het idee dat de koning van Nederland misschien een beetje “Surinaams” is, raakt iets zachts in het hart van wie luistert. Niet omdat het over afkomst gaat, maar omdat het herinnert aan iets diepers: menselijkheid.
In de schaduw van koloniale geschiedenis — met haar pijn, trots en onuitgesproken wonden — biedt dit verhaal een zeldzaam moment van glimlach en warmte. Het zegt: we delen meer dan we denken. Misschien niet in bloed, maar wel in herinnering, in gevoel.
Zoals oud-parlementsvoorzitter Emile Wijntuin ooit met humor zei: “De vonk sloeg over in het binnenland, maar het doelpunt werd gemaakt in Moengo.”
Een grap, ja, maar één die met liefde werd verteld. Achter die woorden schuilt een stukje nationale poëzie — een manier waarop Surinamers zelfs in het serieuze, het menselijke blijven zien.
Misschien is dat onze grootste kracht: dat we, ondanks het verleden, blijven geloven in verbinding.
In verhalen die de kou van macht en afstand omzetten in warmte en herkenning.
De mythe van de “Surinaamse koning” is dan niet zomaar een anekdote.
Het is een klein eerbetoon aan wat ons bindt — het menselijk hart dat geen grenzen kent.