De Caribische zee oogt vredig, maar onder het glanzende water broeit spanning. Aan de ene kant Venezuela: trots, maar verzwakt door jaren van sancties, inflatie en interne verdeeldheid. Aan de andere kant de Verenigde Staten, met een vloot die groter is dan die van bijna alle Caribische landen samen. Het lijkt een ongelijke strijd — een moderne versie van David tegen Goliath, maar dit keer zonder steen.
Venezuela beschikt over naar schatting 120.000 actieve militairen, gesteund door Russische Sukhoi Su-30 straaljagers, enkele fregatten en onderzeeërs van Europese makelij. Het arsenaal is echter verouderd en kampt met onderhoudsproblemen. Toch blijft Caracas veerkrachtig: duizenden vrijwilligers en milities zweren trouw aan het vaderland en beloven bij een aanval het land te verdedigen “tot de laatste druppel olie en bloed.”
Daartegenover staat de Verenigde Staten — een militaire supermacht met meer dan 1,3 miljoen actieve troepen, honderden oorlogsschepen en hightechwapens die op elk moment kunnen toeslaan. Een enkele vliegdekschipgroep in de Cariben beschikt over voldoende vuurkracht om binnen enkele uren luchtaanvallen uit te voeren of mariniers aan land te zetten.
Mocht Washington besluiten grondtroepen in te zetten, dan verandert de regio in een geopoliek mijnenveld. De VS zou snel Venezolaanse havens en vliegvelden kunnen innemen, maar tegen de prijs van burgerverzet, guerrilla’s en een humanitaire crisis.
Voor Caribische landen — van Trinidad tot Suriname — zou een dergelijk scenario rampzalig zijn. Handelsroutes zouden worden afgesloten, vluchtelingenstromen nemen toe, en elke regering wordt gedwongen kleur te bekennen.
De vraag blijft: kan Suriname, dat zich als vredesnatie profileert, neutraal blijven als de reuzen van het westelijk halfrond besluiten te vechten in zijn achtertuin?