Suriname huilt zacht — niet door oorlog of ramp, maar door de stille ellende van armoede die aan elke deur klopt. Meer dan 53.000 huishoudens hangen nu aan het dunne draadje van de Financiële Bijstand voor Zwakke Huishoudens (FBZwHH). Het klinkt als hulp, maar het is eerder overleven. Met maximaal SRD 1.750 per maand kun je nauwelijks de week doorkomen.
In de meeste gevallen zijn het vrouwen — moeders, grootmoeders, weduwen — die dit kleine beetje ontvangen. Ze vormen 87 procent van de ontvangers, terwijl mannen slechts dertien procent uitmaken. Dat cijfer zegt alles: het zijn de vrouwen die het land nog overeind houden met hun keuken, hun gebeden en hun moed.
De oorzaak van deze armoede? Jaren van economisch wanbeheer, inflatie die de munt verbrandde, corruptie die hoop verslond, en een overheid die te lang leefde boven haar stand. De prijzen stegen, lonen bleven achter, banen verdwenen. De middenklasse zakte weg, en de armen werden onzichtbaar.
Meer dan 83 miljoen SRD per jaar vloeit in noodhulp — een pleister op een wond die dieper is dan cijfers kunnen tonen. En toch groeit het aantal aanvragen. Want armoede is geen keuze; het is een val die niemand nog lijkt te kunnen ontwijken.

